71
Generaal Rohne weigert deze argumenten te aanvaarden. Volgens hem
kunnen de schietmethodes eenvoudiger worden, de opleiding der vuurlei-
ders beter en het bezwaar der buizen kan ondervangen worden door het
invoeren van uurwerkbuizen, die door iedere fabriek van uurwerken en
intrumenten in oorlogstijd gemaakt kunnen worden.
De tegenstanders beweren dat het schieten met granaten veel eenvou
diger is. Inderdaad is dit zoo, maar daar staat tegenover dat waar voor
G. vuur een veel kleiner vork noodig is en de kans op foutieve waarne
mingen grooter wordt met het dichter bij het doel vallen der aanslagen,
bij G -vuur de kans op mislukken van het vuur ook veel grooter is, tenzij
.men het tijdroovende groepschieten op het vorkschieten laat volgen.
Naar onze meening zijn de argumenten van den generaal Rohne over
het algemeen wel steekhoudend, maar hij vergeet de voornaamste voor
deden van de G. te noemen, n. 1. de mogelijkheid van veel eenvoudiger
massa-aanmaak dan bij Gk en (bij moderne inrichting van projectiel en
buis) grootere moreele uitwerking. Toch zal zeer zeker nergens nog de
Gk. in de opgelegde voorraden mogen ontbreken.
Majoor Buch besluit zijn bespreking van „Zur Tankfrage" uit de Revue
d'lnfanterie.
Een tank-sectie moet 5 tanks sterk zijn, die met een onderlinge tus-
schenruimte van 50 M. in het gevecht optreden en elkaar onderling
steunen door flankeerend vuur.
Per sectie 3 geschut (7.5 cM -tanks en 2 mitrailleurtanks. De tanksectie
gaat 200 M. voor de voorste infanterie uit als een jachthond, spooT
alle nesten van weerstand op, die dan z. n. door de geheele tanksectie tegelijk
onschadelijk worden gemaakt. Bemerkt de tanksectiecdt. dat de eigen
infanterie achterblijft omdat blijkbaar een of ander weerstandsnest door de
tanks is voorbijgeloopen, zoo moeten de tanks zelfs rechtsomkeert maken.
Voor een loopgraaf van meer dan 1.8 M. breedte staat een tank stil en
moet door pionierarbeid worden voortgeholpen, dan wel de loopgraaf moet
met 150 schoten van 15 c. M. granaten worden gedempt. Een stilstaande
tank is een prachtdoel voor artillerie. Het lawaai der oprijdende tanks is
moeilijk te overstemmen waardoor het element der verrassing bij een tank-
aanval is uitgesloten.
Tot zoover de voornaamste aanhalingen in dit slotgedeelte uit de Revue
d'lnfanterie. Daaraan voegt de majoor Buch zijn inzichten over het tankvraag-
stuk toe en baseert deze op de eigenschappen van het materieel zooals
het bij het einde van den oorlog was, in het bijzonder de Fransche Renault-
tanks.
„Unzureichend ist der französische Tank ingefolge zu geringer und unpra-
ziser Feuerwirkung, zu geringerUeberbrückungsbreite, Fahrgeschwindigkeit
und Fahrzuverlassigkeit. Ueberfiüssig aber sind die Tanks, denn sie sind
für ihre Besatzung verderbenbringende Gefangnisse, und eine moralisch
auf der Höhe stehende Truppe bedarf ihrer weder zum Durchstoszen einer
feindlichen Siellung noch wird sie, mit Abwehrmitteln versehen, ihnen
einen Durchbruch gelingen lassen".
Hij citeert, vertalend uit het „Bulletin beige des sciences militaires" „Ihre
Erfolge am Ende des Krieges sind nur auf ihre Neuartigkeit zurückzufüh-
ren, ihre Verluste in den letzten Kampfen auszerordentlich grosz gewesen.
Ihre Verluste würden künftig so grosz sein, dasz sich ihre Verwendung
nicht lohnen wird."
Oeneraal Rohne begint in dit nummer een studie over „Die Geschütze
der Zukunft für die leichte Feldartillerie".
Hij stelt voorop dat de bewegingsoorlog uitgangspunt moet zijn, echter
„Das Feldgeschütz und der I- Minenwerferin Flachbahnlafette erhielten
(1918) besondere Tankgeschosse, die sehr beliebt waren. So setzte z, B.
ein Geschütz an einem Tage zwölf Tanks auszer Gef echt". (Oberst Bauer,
„Der grosze Krieg in Feld und Heimat", blz. 228)