den Commandant van het 9e Leger moeten zijn overgelaten, die het beste den toestand en het gebruik der troepen kon beoordeelen. Alleen bij gebrek aan vertrouwen in een onderbevelhebber kon mén tot zulk een ingrijpen overgaan, maar dan is de aanwijzing van dien onderbevelhebber tot zulk een gewichtigen en verant woordelijken post ook dwaasheid. Op grond van de ontvangen inlichtingen had von Falkenhayn van zijn aanvankelijk voornemen tot dubbele omvatting afgezien en ging hij juist over tot een omtrekking op grooten afstand. Van dit plan deed hij geen afstand; en hij protesteerde tegen het ingrijpen in zijn bevoegdheden. 20 September vereenigde von Falkenhayn de Commandanten van het XXXIX Res. Korps, het Alpenkorps en de 3e Cav. Div. om hun zijn plan in algemeene trekken mede te deelen. De Commandant van het Alpenkorps, die nog nader gunstige berichten over het oprukken door het Cibin-gebergte bracht, kreeg den last onmiddellijk de beweging voorwaarts te beginnen. Wel was het mogelijk, dat de vijand deze te vroeg zou ontdekken, maar het was voor de onderneming noodig onmiddellijk bezit te nemen van den Cindrelul en den Streflesti. Men kon ze niet omtrekken en waren ze eenmaal in handen van den vijand, dan zou deze waarschijnlijk niet meer daarvan kunnen worden verdreven. Nadere berichten omtrent den vijand werden dien dag niet meer ontvangen, noch op 21 September. Of hij zijn beweging Z. van de Alt in W. richting voortzette kon niet worden waargenomen. Bij Hermannstadt bleef het rustig. Alleen van de troepen bij den Vulkaan-pas kreeg men bericht, dat de vijand daar nog hevigen tegenstand bood; het was niet waarschijnlijk, dat die nog zou kunnen worden gebroken, want von Falkenhayn achtte het noodig de verplaatsing der Duitsche troepen door te zetten. Het zou ook voldoende zijn om hier de Roemenen alleen tegen te houden en hen te beletten door te breken. Slechts daarvoor behoorden troepen te worden achtergelaten. Alles, wat daarvoor niet strikt noodig was, moest bij de hoofdaanvalsgroep worden aangetrokken, om deze zoo sterk mogelijk te maken en aldus de kansen op de over winning te vergrooten. Te meer was dit nu noodzakelijk, waar de krachtsverhouding voor de Centralen reeds zoo ongunstig was, en dus elke onttrekking van troepen aan de groep, die bij Hermann stadt de beslissing moest zoeken, de hoop op succes aanmerkelijk zou kunnen verminderen, terwijl de aanwezigheid der troepen bij Petroszeny hier geen belangrijk voordeel zouden opleveren. Bij het le Oostenrijk Hongaarsche Leger was de toestand niet gunstig. Het geheele front N. van de Groote Kokel week terug in Westelijke richting met het doel achter de Maros stand te hou den. In verband daarmede moest de rechtervleugel in de algemeene richting Maros Vasarhely en Z. daarvan terugwijken. Slechts op de dringende voorstellen van von Falkenhayn, dat 87

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 13