In de meeste voorschriften kwam duidelijk tot uiting, dat er van de voorhoede een krachtig handelen werd verlangd. Uit den aard der zaak deed zich zulks gevoelen bij de oefeningen in vredestijd en zag men daarbij de voorhoede-commandanten gewoonlijk zeer vlot en krachtig optreden. Vooral in het Fransche leger gold als beginsel: „L'ennemi sera attaqué partout oü on le rencontrera". Met deze gedachte als gids ging dat leger dan ook in 1914 ten strijde. De troepen handelden alsof het onveranderlijk vast stond, dat zij een tegenstander zouden ontmoeten die ook in beweging zou zijn, zooals zijzelven, en wel ook in marschcolonne; die dus, evenals zij, van het oogenblik dat het eerste contact zou worden verkregen, zijn handelingen zou moeten improviseeren, meer in het bijzonder voor wat betrof de samenwerking tusschen infanterie en artillerie, welke toch een eerste voorwaarde voor succes was. Doch in de werkelijkheid gebeurde het gansch anders. In ver schillende gevallen kwam het voor, dat zij optornden tegen een vijand die zich op een terrein, door hem uitgekozen als het gun stigst voor zijn plannen, duchtig had versterkt en die hen over stelpte met vuur van artillerie en mitrailleurs hetwelk op de meest systematische wijze was voorbereid. De Fransche infanterie werd daartegen dan druppelsgewijze ingezet, zonder steun van artillerie, of althans met onvoldoenden steun, en was reeds gedecimeerd en zoowel materieel als moreel gedésorganiseerd vöör haar artillerie haar eerste stellingen had kunnen uitzoeken. De Franschen hebben in die eerste weken van den oorlog bloedig leergeld betaald voor het feit, dat zij zich op ondoordachte wijze gedroegen naar het dogma: „grijp den vijand krachtig aan waar ge hem ook ontmoet". Als een sprekend voorbeeld zal hieronder het ontmoetingsge vecht bij Ethe, op 22 Augustus 1914, worden behandeld. Het gevecht bij Ethe is een onderdeel van den slag bij Longwy, geleverd tusschen het leger van den Kroonprins en het Fransche 3de leger. Het Fransche 4de leger had voor den 21 sten Augustus op dracht, voorwaarts te gaan tegen Dinant, Namen en de Ourthe en: „l'ennemi sera attaqué'partout oü on le rencontrera". Het 3de leger kreeg bevel om de rechterflank van het 4de te dekken tegen vijan delijke strijdkrachten, die zich in het Luxemburgsche konden bevinden. Op den avond van den 21 sten bereikten de voorhoeden van het 4de leger de Sernoy. Van het 3de leger overnachtte het 4de leger korps in de streek Virton-Latour-Ruette, terwijl het 5de korps in de streek Ville Houdlémont-Gorcy legerde. Het 6de korps lag meer naar het Zuiden. Wij zullen ons hieronder alleen bezig houden met het 4de korps en wel meer in het bijzonder met de daartoe behoorende 7de divisie. Omtrent den vijand werd, voor wat het terrein tegenover ge- 94

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 20