stadt te vinden, n. 1. over de Törzburger-, Predeal-, en Tatrang-
passen. Voorts verder O. nog over den Bodza-pas. De wegen
stijgen tot 1200 M. en meer hoogte en bieden door de vele en steile
hellingen groote moeilijkheden voor troepenverplaatsing.
Behalve deze wegen zijn er zeer vele goede paden, die over het
gebergte VGeren. Langs bijna alle beken, die in zeer groot aantal
voorkomen, voeren paden, die het mogelijk maken met niet al te
veel moeite den kam te overschrijden, terwijl eveneens over den
kam vaak goede paden voeren.
Slechts het Parengul-gebergte, het Surian-massief in het
Sebeshelyer-gebergte, de hoogste deelen van de Fogaraser Alpen,
de Königstein en het La Omu-gebergte zijn zeer moeilijk.
Bewegingen evenwijdig aan de richting van de keten zijn door
de steile hellingen aan de N. zijde buiten de kampaden onmogelijk,
althans zeer bezwaarlijk. Door die steilte zijn die hellingen, die
met zwaar bosch zijn bedekt, onbewoond, ook de laagste deelen.
De aanwezigheid van de vele over den kam voerende paden
bleek den Commandant van het 9e Duitsche Leger eerst na gehou
den verkenningen, vaak eerst bij de poging het gebergte te over
schrijden. De bevolking, zoowel als de Oostenrijk Hongaarsche
troepen beweerden gewoonlijk, dat zij er niet waren of zoo moeilijk,
dat zij voor militaire doeleinden in het geheel niet in aanmerking
kwamen, zoodat voor de ondernemingen alleen de hoofdwegen en
paswegen zouden kunnen worden gebruikt.
De toestand en inzichten.
Reeds geruimen tijd had men aan Duitsche zijde de mogelijkheid
van een overgaan van Roemenië naar de zijde der Entente in het
oog gehouden.
Men verwachtte, dat de Roemenen in de eerste plaats zouden
beproeven Zevenburgen te veroveren. Daar zou men dus hun
hoofdmacht aantreffen, terwijl zwakkere krachten als rugdekking
tegen de Bulgaren in de Dobroedscha aan den Donau zouden
worden gelaten.
Daartegenover beraamde men aan Duitsche zijde de volgende
tegenmaatregelen. Mackensen zou van Bulgarije uit de Dobroedscha
binnenrukken, de stellingen bij Tutrakan en Silistria nemen en dan
doorrukken tot daar, waar de N. waarts stroomende Donau de
Zwarte Zee het dichtst nadert. Daarna zou een groot gedeelte van
dat leger per spoor naar Svistow worden vervoerd, om daar den
Donau te overschrijden en naar Boekarest op te rukken, waartoe
een zware bruggetrein van het Oostenrijk Hongaarsche leger al
vast bij Swistow werd gestationneerd.
Gedurende die operatiën moest het Oostenrijk Hongaarsche
leger het oprukken der Roemeensche hoofdmacht over de Karpathen
en de Transsylvanische Alpen zoolang ophouden, tot de Duitsche
en Oostenrijk Hongaarsche legerleiding versterkingen had kun
nen aanvoeren. Van Duitsche zijde rekende men daartoe op 5 a 6
76