3 BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN HET ARTIKEL: „HET AANDEEL DER LUCHTSTRIJDKRACHTEN IN DE VERDEDIGING VAN NED.-INDIE" door H. Behrens. Het ligt geenszins in mijne bedoeling om de discussies over dit onderwerp hier opnieuw te openen. Zulks kan als vrijwel nutteloos worden beschouwd en het zal tot de oplossing van het vraagstuk van de defensie niet kunnen bijdragen of men gaat schrijven over meer of minder appreciatie van het vliegtuig. Men geve ons het geschikte materiaal, instrumenten enz., en late ons oefenen om hier zelf door middel van proeven te bewijzen, waartoe de luchtvaart in staat is. Men stelle dan de verschillende voorwaarden zoo, dat de moeilijkheden van den werkelijken oorlogstoestand zooveel mogelijk worden benaderd. Er komen in het artikel van den Heer Berenschot echter eemge onjuistheden voor, welke tot verkeerde conclusies aanleiding kun nen geven, waarom ik m-een, daarop te moeten wijzen. De Schrijver zegt, dat de proeven in Engeland op het oude slag schip Agamemnon „halverwege" gestaakt moesten worden. Als men nu in dezelfde periodieken als de schrijver aanhaalt en andere, leest dat bij die proeven dat schip, draadloos bestuurd varende met een vaart van 14 mijl, tot zinken werd gebracht met bommen uit vliegtuigen van eene hoogte van 8000 voet, dan rijst de vraag, wat met „halverwege" wordt bedoeld. De bommenwerpproeven in Juni 1923 in Amerika gehouden, bestonden uit 5 gedeelten: 1. 18 bommen van 10—11000 voet hoogte: 7 treffers. 2. 8 bommen van 6000 voet hoogte: geen treffers. 3. 7 bommen van 3000 voet hoogte: 2 treffers. 4. 7 bommen van 3000 voet hoogte: geen treffers. 5. 3 bommen van 3000 voet hoogte:1_ treffer. totaal 43 bommen 10 treffers. Dat geeft dus bijna 25 Hoe daaruit moet worden geconclu deerd dat de trefkans niet grooter is dan 4 is niet duidelijk. Trouwens de Heer Berenschot vermeldt niet, dat die proeven geenszins gehouden werden om er conclusies uit te trekken op de wijze als hij doet. Uitdrukkelijk werd van te voren bekend gemaakt, dat de proeven uitsluitend dienden om de geoefendheid van het personeel en de juistheid der instrumenten te beoordeelen. De eenige juiste conclusie, die men er hier uit trekken mag is, dat daaraan nog heel wat mankeert. De proeven werden niet gehouden om aan te toonen, dat de oude strijdmiddelen hun waarde verloren hebben en evenmin om aan te dringen op vermindering of afschaffen van de vloot. Men heeft er mee aangetoond, dat een vloot, die niet behoorlijk in de lucht 113 Zie I.M.T. 1923. No. 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 39