monden bij de Artillerie, thans in Duitschland ruim 11 vuurmonden
oer 1000 man en in het Indische leger ongeveer 7 per 1000 man.
No°- niet zoo heel lang geleden gold bij ons de stelling, dat de
verhouding tusschen Eur. en Inl. militairen onder geen voorwendsel
minder mocht bedragen dan 1:2. Toen men geen Eur. aanvulling
meer kon krijgen, heeft men naar bewijsgronden gezocht om aan
te toonen, dat die verhouding niet behoeft te worden gehandhaafd.
De Staatscommissie van 1912 noemde haar yloot een tactische
eenheid, een organisatorisch geheel, in harmonisch evenwicht me.
de strijdkrachten te land. Minister Colijn beweerde juist hetzelfde
voor de onderzeeboot-vloot van de nu gevallen Vlootwet.
Hoe sterk de luchtmacht moet zijn ten opzichte van leger en
vloot moet niet afhankelijk worden gesteld van de sterkte van land
en zeemacht, maar wel van de overweging, dat de sterkte van alle
drie zoodanig moet zijn, dat men voor het beschikbare geld het als
oorlogsinstrument meest waardevolle geheel verkrijgt. Daarbij
ma» de practische kant van het vraagstuk niet worden vergeten, n.l.
dat hetgeen voor oorlogstijd bestemd is ook tijdens den oorlog in
bruikbaren toestand gehouden moet kunnen worden. Velen begin
nen te twijfelen aan de mogelijkheid daarvan zelfs voor het weinige
Marine- materiaal, dat op het oogenblik in Indië is, tenzij ei aan
zienlijke bedragen voor worden besteed.
'Onjuist is de Schrijver, waar hij zegt (onderaan bid. 801):
Aangezien deze verkenning in nauw verband staat met die van
de oorlogsvaartuigen, zullen de daarvoor bestemde vliegtuigen een
onderdeel van de zeemacht moeten uitmaken". Kan men in andere
rijken nog eens strijden over de kwestie of het deel van de lucht
strijdkrachten, dat in een verdedigingsoorlog met de zeemacht
moet samenwerken, een onderdeel van de Marine moet uitmaken,
hier is de kwestie van zelf opgelost. De Nederlandsche Marine moet
hier samenwerken met een Indische Luchtmacht. Die luchtmacht
moet hier oefenen, hier haar personeel werven en opleiden, hier
haar materieel beproeven en kiezen en het hier herstellen met
Indisch personeel en met Indische grondstoffen. Als men dat zoowel
bij de zee- als bij de landmacht reeds nu als richtsnoer nam voor
de ontwikkeling van de luchtvaart, dan zou hier als van zelf een
luchtvaartindustrie ontstaan, die in tijd van oorlog den vliegdienst
bedrijfsklaar kan houden. Maar dan zou men om bij de land
macht te blijven reeds nu een zelfstandig wapen van de lucht
vaart moeten maken. Als eersten stap denk ik mij een eigen In
specteur. Een volgende stap kan zijn het samenbrengen van den
marinevliegdienst en dien van de landmacht met de civiele lucht
vaart onder één departement. Als laatsten stap kan men zich dan
denken een Departement van Landsdefensie, waar de staven van
lucht-, land- en zeemacht ééndrachtig samenwerken aan de ver
dediging van deze gewesten, het groote belang, dat men behoort
te stellen boven alle andere.
115