d a t ik mijn artikel had ingezonden, ontvangen, zoodat ik alleen; daarom reeds het verwijt van onjuistheid langs mij heen kan laten gaan. Ik gaf in mijn artikel niet anders weer dan de in Juni door „Aviation" gepubliceerde meening van de General Board of the Navy, gegrond op reeds te voren opgedane ervaringen bij proeven,, van welker resultaten eveneens hoog werd opgegeven. Als nu dat officieele lichaam, dat beter dan wie ook op de hoogte kan zijn van alle omstandigheden, waaronder de proeven worden gehou den, ten slotte als zijn meening bekend stelt, dat men zelfs onder bijzonder gunstige omstandigheden op niet meer dan 4 treffers mag rekenen, dan vermeen ik voor het verkrijgen van een juist inzicht in deze materie aan laatstgenoemd oordeel méér waarde te moeten toekennen dan aan eenige losweg gepubliceerde uitkomsten. En komt de heer Behrens per slot van rekening niet zelf tot de conclusie volgens hem de eenige juiste dat er aan de geoe fendheid van het personeel en de volmaaktheid der instrumenten waarvan toch zoo enorm veel afhangt nog heel wat mankeert, ondanks het feit, dat de proeven werden genomen onder omstandig heden, zoo gunstig als zich in een oorlog nimmer zullen voordoen?' Met deze conclusie kan ik niet anders dan volkomen instemmen! Dit wat betreft de „onjuistheden" in mijn artikel. Schr. koppelt voorts mijn beschouwingen over een mogelijk tijdelijk overwicht in de lucht (bladz. 802 van het December nummer) op een zeer zonderlinge wijze vast aan hetgeen ik op een geheel andere plaats in mijn artikel opmerkte over een beperkte luchtmacht. Mijn betoog in dit verband laat zich in het kort als volgt samen vatten 1. Voor de verdediging van Indië (c. q. Java) zijn nood'ig èn een leger, èn een vloot, èn luchtstrijdkrachten. 2. In verband met onze financieele draagkracht zal elk dier orga nen, dus óók de luchtmacht, nooit anders dan van beperkte sterkte kunnen zijn. 3. Er kan bij een conflict nooit anders dan van een t ij d e 1 ij k overwicht aan onze zijde sprake wezen. 4. Men geve daarom ook aan de luchtmacht een beperkte taak, en make zich geen overdreven voorstellingen van lucht slagen, te leveren op honderden mijlen van Java, en daarna nóg eens boven of bij dat eiland zelve! Het onlogische van dezen gedachtengang kan ik tot mijn spijt niet inzien! Evenzeer blijf ik het ook na de opmerkingen ter zake van den Schr. alleszins logisch vinden, dat de Marine nog steeds bij uitstek aangewezen is om bij de verkenning van een vijandelijke transport- vloot de leiding op zich te nemen, en dat de aan die actie deelne mende vliegtuigen onder diezelfde leiding behooren te staan. 113f

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 43