54 (1) (3). Het verband tusschen de oefeningen 1 t|m 3 en 4, 5 is niet erg helder. Beter lijkt het mij, in plaats van de oefe ningen 4 en 5, de oefeningen 1 t|m 3 n o g eens opgelegd te doen schieten, doch op 100 M., waardoor een betere overgang tot de oefeningen van 58 wordt verkregen. 54 (3) zoude dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd, terwijl 54 (4) dan ware te lezen: „Voldoet de man bij de oefeningen 4 t|m 6 niet aan den juistheidseisch van oefening No. 1 van 58, dan enz. 55(1) 3e rejel, in plaats van „kunnen" te lezen „mogen eerst". 55(2) in 5e regel te lezen „figuurschijfje". 55(4) te lezen: Een schutter die enz., gaat weer terug tot de oefeningen van 54. 57. In plaats van „drie" te lezen „vijf". Overigens een uitste kende bepaling, die zoude moeten worden aangevuld als volgt: „Een recruut, die, na 3 malen de oefeningen van 58 te hebben doorloopen, niet heeft voldaan, wordt uit het leger, als onbruik baar, ontslagen, dan wel bij de z. g. non-combattanten ingedeeld. 59(2). Ten einde patroonvermorsen te voorkomen, zoude 59 moeten worden gelezen: „Ze mogen eerst worden gehouden met die recruten, die aart den eisch van 57 hebben voldaan". Alvorens tot een korte bespreking van de volgende hoofd stukken over te gaan, zou ik den samensteller(s) van het nieuwe V. S. 1. deel I willen verzoeken, mijne opmerkingen in het boven staande niet zoodanig op te vatten, als zoude i k willen beweren, de wijsheid in schietaangelegenheden in pacht te hebben. Doch juist wijl, blijkens den inhoud van hoofdstuk II, bij de(n) samen stellers) het ernstige streven voorzat, geen slechte schutters naar de veldbataljons te zenden, heb ik gemeend, hier en daar iets ten beste te moeten geven, wat mij een verbetering leek. Men be- schouwe dus mijne opmerkingen, zooals ze zijn bedoeld: als een opbouwende kritiek op een gezond en goed in elkaar zittend voor schrift, dat moeilijker is samen te stellen dan welk ander ook. Hoofdstuk III. 67. Achterlijken zullen weinig voorkomen (78 m. z. 79 (1) als alléén schutters, die aan redelijke eischen (zie 57) voldoen, naar de veldbataljons overgaan. Late men toch eindelijk ophouden met de jarenlang gemaakte fout, onvoldoende veldsoldaten als afgericht te beschouwen. Liever 5 goede dan 10 middelmatige en dan 50 slechte soldaten. 70(4). Is veel te vaag gesteld. Hier dient uitdrukkelijk te wor den voorgeschreven, dat op schietdagen de compagnie de noodige compagnies-corveeërs geeft, dus geen wacht enz. en geen bataljons- of garnizoenscorvee. Schieten de 3 compagnieën van het bataljon op één dag (zooals b. v. te Tjimahi, Magelang, enz.), 122

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 48