Het maken van handig aangelegde schijnstellingen (kleine stukjes loopgraaf) heeft het bekende doel en zal voor en achter de hfd. wst. lijn door onderdeelen van het 3e bataljon kunnen geschieden. Aan de artilleristische nabijverdediging neemt behalve inf. geschut nog een stuk van de 3e batterij deel (van den Pr. Djati). Aldaar is ook een opstelling voor de 2e batterij, om in den aanvang van het gevecht vuur op groote afstanden te kunnen af geven (men denke aan de dracht der veldkanonnen). Omdat gebleken is, dat een compagnie te zwak is voor het geheele voorpostenfront geeft de AB. alsnog bevel, dat het reserve bataljon bij Depok een sectie op voorposten plaatst2). De voor posten staan betrekkelijk dicht op de stelling, doch ten eerste maakt de geringe sterkte geen verder vooruitschuiven raadzaam en ten tweede is rekening gehouden met het vermogen en de uitwerking der artillerie („zakboekje" blz. 156). De rug, waarop de V. P. Cie staat, ligt ruim 2'/2 K. M. voor de artillerie-stellingen, hetgeen juist een goede afstand is, om uit de hoofdstelling de voorposten daadwerkelijk te kunnen steunen. Lagen de V. P. verder naar voren, dan zou vuurleiding der art., zoodra de vijand op korteren afstand nadert, te moeilijk worden. Bovendien is deze rug de aangewezen dekking waarachter de aanvaller zijn gereedstelling moet innemen, hetgeen ertoe leidt, door een voorpostenverdediging het bezit ervan zoo lang mogelijk aan den vijand te ontzeggen. 17. De opdracht voor de voorposten is steeds standhouden tot het bevel komt terug te gaan. Nooit mogen zij zonder bevel z. g. voor overmacht terugtrekken. Dan n. 1. gaan zij öf te laat terug omdat zij den vijandelijken aanval aanvankelijk voor eene krachtige verkenning houden, dan wel zij gaan te vroeg terug, omdat zij de verkenning voor een aanval houden. Boven dien kunnen zij niet beoordeelen oi de hoofdstelling reeds in vol doenden staat van verweer is gekomen. Het geven van het bevel van teruggaan vereischt een goed werkende verbinding. Deze kan falen, maar dan is de toestand nog niets erger, dan wanneer voorposten, die eigenlijk moesten teruggaan, te lang stand houden. 18. De taak van de voorposten is drieledig 1. den vijand beletten zonder krachtsinspanning door grondwaarneming inzicht in de verdediging en de kleine afstanden van zijn aanvalsterrein te verkrijgen. 2. zijn opmarsch te vertragen en zijn vorderingen te melden, 3. stand te houden tot de AB. dit niet langer noodig acht. Recapituleerende blijkt dus uit het voorgaande, dat de stellingverkenning het volgende heeft moeten omvatten 1. De ligging van de hoofdweerstandslinie. 2. Hoe de aanvaller frontaal en flankeerend door geconcentreerd vuur Mogen zich in niets onderscheiden van werkelijke stellingen (behoudens, diepte). Dus ook maskeeren, voetpaden daarheen laten trappen. Voor art- van tijd tot tijd er uit vuren. 2). Deze is dus als „reserve" afgeschreven. 128

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 54