van artillerie en Z. M. vóór die linie tot staan gebracht en vernietigd kan worden. 3. Waar een aanvulling van dit vuur door infanteriegeschut noodig is. 4. Wat gedaan moet worden om door hindernissen den vijand in dit vuur te voeren en hem daarin vast te houden. 5. Hoe de stootkrachten tot den tegenstoot gereed gesteld moeten wor den en hoe zij zullen optreden. 6. De opstelling en verschuiving der reserves, en hun gebruik tot den tegenaanval. 7. Hoe het terrein er van 's vijands zijde uitziet. De bataljonscommandant kan niet volstaan met het uitgeven van een bevel en het houden van toezicht op de uitvoering. Hij moet de geheele inrichting van de stelling zooveel mogelijk met zijn ondercommandanten besprekenderwijs nagaan. Hoe meer tijd, hoe uitvoeriger hij daarbij kan zijn. Vooral hoe hij zich de samenwerking in de diepte denkt, moet worden besproken. 19. Voor het stootbataljon (in tweede linie) komt het er op aan, kennis te dragen van de voorste zóne en vervolgens alle voor den tegenstoot in aanmerking komende mogelijkheden onder de oogen te zien. Bij het reservebataljon volgt uit den algemeenen toestand de ver- eischte slagvaardigheid. Naderingswegen naar voren moeten worden verkend en gidsen daarvoor moeten worden geinstrueerd. Bij het verwachten van ernstige gevechten moet een reserve van aanvoerders worden afgezonderd om verliezen aan groeps- en sectiecdten snel aan te vullen. Ook het afzonderen van reserve-manschappen, die belast worden met den aanvoer van verplegingsbehoeften en munitie en materieel kan noodig zijn. Verder: opstelling (tegen luchtwaarneming gedekt) van den GT. El ke regelmatige opstelling daarvan is uit den booze. Orde is onont beerlijk: doch regelmaat is verraad. Het verband in de geheele stelling wordt gelegd door een algemeen bevel (Niet medenemen op voorposten of in voorste linie). DetTjampaka. No.: 11 Tjilimbangan (A III) 1-9-23, 12,30 n. Verdedigingsbevel. 1. a. Vijand rukt met afdeelingen van onbekende sterkte op ten N. van G. Tampomas. b. Eigen opmarsch zal worden voortgezet. Ter dekking tegen bedreiging uit N. richting wordt Inf. R. I. versterkt met A II vd. 1/3 1 RH. Cav., 1 1/2 G 1 1/3 Hfdvp. 1 en Leg. 2 en 3 afgezonderd als det. Tjampaka. 2. a. Verded. stelling Pr. Kembang-Pr. Tjampaka. Hfdweerst. lijn ng van Pr. Kembang-Pr. Kembang-Tji van Tji-Erang-W. langs Bantjeuj-Pr. Djati. Tweede linie: Tjiboeëuk-Naloek. Reserve linieTjitimboen. Art. wrn. strook: Pr. Djati en Tjampaka-neus Tjiboeëuk, b. De 3 bataljons echelonsgewijze achter elkaar; volgorde I, II, III. 3. a. Het pel. Cav. verkent tot lijn NW. door G. Oeha. 129

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 55