De groepscdt. geeft den sectiecdt. op, tegen welke punten hif niet kan vuren. Hij ontvangt van dezen aanwijzingen omtrent het optreden van de nevengroepen, verbetert in verband daar mede zoo noodig zijn opstelling en zorgt dat de manschappen doorwerken. Doch ook, dat zij zoo spoedig mogelijk rust krijgen. Van belang is het, dat de groepscdten bij hun verkenning hun groep niet overal mede rondsleepen. De stelling van de groep kan bestaan uit een rij tirailleur- putten of uit een afgewerkt nest. De eerste kosten minder tijd en maken eene bewegelijke verdediging mogelijk. De plaats van elke put moet natuurlijk met zorg gekozen worden. Niet te verwaarloozen het schoonmaken van het schootsveld, bepalen van afstanden en zoo eenigszins mogelijk (ook na het werken) controleeren van de zichtbaarheid uit het voorterrein. II. De GM. groep. Ook hier een voorafgaande verkenning van den Cdt. Voor de opstelling van de GM. moeten opvallende boschjes, steenen en derg. vermeden worden. Vaak zal in den liggenden aanslag geen voldoende schootsveld verkregen worden. Dan moeten alle in het terrein beschikbare hulpmiddelen benut worden tot ver hooging van de opstelling. Het samenwerken met de andere groepen leidt tot kruisvuur, hetwelk op schiettechnische gronden het meest aanbevolen moet worden. Een belangrijk voordeel daarbij is, dat het geweer gemakkelijker tegen 's vijands vuur gedekt is door een kleine hoogte of in een kuil. Verder: opvoer en gedekt opbergen van munitie. Te veel munitie is niet denkbaar. Omdat op groote afstanden het vuur aan de ZM.'s toekomt, kunnen aanvankelijk de GM.'s aan het art. voorbereidingsvuur onttrokken blijven zoolang dit met het oog op de vij. inf. mogelijk is. Dus ook hier een dekking achter de stelling zoeken. III. De ZM's. Deze zijn door hun constructie geschikt om tusschen de inf. groepen door te vuren of er overheen (étagevuur of indirect vuur). Het vuur wordt volgehouden, ook als de voorgelegen groepen teruggeworpen zijn en de ZM. ingesloten is. Hoe krachtiger weerstand geboden wordt en hoe beter elke mogelijkheid benut wordt om den binnengedrongen vijand te vernietigen, hoe meer de aanvaller wordt gebonden. (Bij alle oefeningen met losse patronen behooren de mitr. Officieren nauwkeurig na te gaan, of de opstelling zoodanig is gekozen, dat geen eigen troepen gevaar loopen). IV. De Sectie. Deze krijgt een vak naar breedte en diepte begrensd. Daarin bepaalt de sectiecdt aanvankelijk de opstelling der groepen slechts globaal. Na het afloopen van zijn vak kan hij een definitieve regeling geven. In dit geval heeft hij den tijd 133.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 59