ft 82 troepenverplaatsing belette en een ernstige bedreiging van flank en rug der Roemenen moeilijk maakte. In verband met het vorenstaande had von Falkenhayn aan Generaal Sunkel medegedeeld, dat het niet in zijn bedoeling lag diens aanval over het gebergte voort te zetten; integendeel moest hij alles voorbereiden om, zoodra daartoe bevel was ontvangen, alle troepen, welke hij kon missen, zoo spoedig mogelijk in0 dé richting Hermannstadt te zenden. Hoe de aanval op het le Roemeensche Leger zou plaats hebben, kon natuurlijk nog niet worden bepaald. Daarvoor waren onmid dellijk beschikbaar het Alpenkorps en eenige afdeelingen van het Hötzing-detachement. Rekende men nog op de 76e Res.-Div., dan had men nog slechts hoogstens 32 bataljons van 600 man voor den aanval. De Roemenen bij Hermannstadt hadden met hun 40 bataljons op volle oorlogssterkte (1000 man) daardoor een dubbele overmacht, zoodat een aanval over het geheele front uitgesloten Voor het geval de verkenningen van het Alpenkorps zouden uitwijzen, dat het Cibin-gebergte zich niet leende voor onderne mingen van afdeelingen van groote sterkte, wilde von Falkenhayn het eigenlijke front der Roemenen met zwakke afdeelingen vast houden, en met 2 groepen, zoo sterk mogelijk, de gedeelten aan vallen, waar dat front aanleuning had aan het gebergte. Hij hoopte daardoor te komen tot een dubbele omvatting, rekenende op de gevoeligheid der Roemenen voor hun flanken. Hij geloofde, dat het hun niet zou gelukken om snel voldoende troepen uit hun front naar de bedreigde flanken te zenden. Evenmin geloofde hij, iitgaande op de voorstelling van Sunkel, dat de Roemenen bij een krachtige bedreiging van hun flanken het zouden wagen, het zwakke midden der Duitsche strijdmacht te doorbreken. Een dubbele omvatting achtte von Falkenhayn gewenscht omdat anders vermoedelijk deze Roemeensche troepenmacht niet onscha delijk zou kunnen worden gemaakt, hetgeen echter noodig was voor de doorvoering der verdere operatiën tegen de zich meer O bevindende hoofdmacht. De nabijheid van den W.-vleugel hiervan bij den O.-vleugel van de groep Hermannstadt, welke aan het Fogaras-gebergte was aangeleund, zou een omvatting van laatstgenoemden vleugel moei lijk kunnen maken, maar von Falkenhayn meende toch, indien eenigszins mogelijk, er toe te moeten overgaan. Den volgenden dag echter ontving hij inlichtingen, welke aan duiden^ dat de hellingen van het Cibin- en het Fogaras-gebergte zoo steil waren en zoo onbegaanbaar, dat van een werkzame om vatting van daaraan aangeleunde vleugels van genoemde groen geen sprake kon zijn. Voorts werd van de 3e Cav.-Div. bericht ontvangen, dat de Roemenen waren begonnen uit de streek Z. van Fogaras tusschen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 8