verbindingsagenten waarschijnlijk voor een groot deel onderoffi cierenwordt gelegd, lijkt mij in de practijk uiterst zwaar, het geen het reglement trouwens ook erkent. In ieder geval blijkt er de buitengewone waarde uit, die volgens Fransche inzichten aan een voortdurend onderling contact wordt toegekend. In de breedte wordt hetzelfde beginsel toegepast, doordat de neveneenheden elkaar wederzijds verbindingsagenten toezenden, welke geheel en al op de hoogte moeten zijn met opdracht, plannen en toestand der beide, door hen te verbinden eenheden. Het Fransche reglement geeft niet aan, tot bij welke onderdeelen dit doorgevoerd wordt; in den wereldoorlog blijkt dit, zoowel aan Fransche als aan Duitsche zijde, veelal tot bij de bataljons onder ling het geval te zijn geweest. Aanvankelijk ondervond deze maatregel weinig waardeering, daar vele chefs in den verbindingsagent der neveneenhied een soort dwarskijker zagen, waartoe hij bij minder tactvol optreden ook zeer zeker verworden kon; later veranderde dit evenwel geheel onder den indruk der goede resultaten De verbindingsagenten moeten in staat zijn hunne waarnemingen over te zenden, de chefs moeten hunne bevelen tot in de voorste échelons kunnen doen doordringen, de ondergeschikten van daaruit inlichtingen kunnen ter kennis brengen. Dit alles is slechts mogelijk, door een zorg vuldig doordacht en energiek opgebouwd en in stand gehouden samenstel van verbindingsmiddelen. Wat betreft dit onderwerp behoeven wij thans niet langer te putten uit één bron, want als tegenhanger der Fransche „Liaison, etc." is onlangs aan Duitsche zijde verschenen: „Der Nachrichtendienst im Reich sheer", 1922. Dit reglement heeft voor ons op het Fransche voor, dat het niet berekend is op een ultra-modern uit gerust volksleger, doch op een in zijne hulpmiddelen besnoeid vrijwilligersleger van een althans met het onze vergelijkbare sterkte, terwijl nochthans de mogelijkheid van een wederkeerend „Volk im Waffen" niet uit het oog blijkt te zijn verloren. Bovendien is het vier jaar na het einde van den oorlog gereed gekomen, dus de vrucht van ampele en bezonken studiën en munt het uit door dui delijkheid, zoodat het ons bronnenmateriaal op alleszins waarde volle wijze verrijkt. Het hierna volgende is grootendeels aan dit voorschrift ontleend, zoo noodig onder verwijzing naar afwijkende of aanvullende Fransche bepalingen ter zake. De verbindingsmiddelen der hoogere aanvoering worden opge bouwd en bediend door technische, tot de genie behoorende ver bindingstroepen en blijven hier verder buiten beschouwing; die van den Regiments-Commandant benedenwaarts door de infanterie zelf. In de woorden „Een doelmatig gebruik der verbin dingsmiddelen is slechts mogelijk, door het Zie over den verb. off. uitvoeriger: Pfeiffer's „Gesichtspunkte", 3e druk, hoofdstuk III 5 157

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 11