1 lichten tel. wagen met bed. patrouille, waarop 2 K. M. zware
en 11 K. M. lichte kabel, 2 gr en 2 kl. tel. toestellen en 1 seim-
lamp
1 verb.-patr.
Hieraan worden vóór het gevecht door ieder bat. toegevoegd:
1 verb.-patr. (totaal wordt dus 4) en 4 muzikanten.
De bat. verbindingssectie bestaat uit:
1 luitenant of sergeant-majoor, comdt;
8 verb.-patr.'s, waarvan (blijkbaar als personeel reserve)
zonder materieel en waarvan 1 aan het reg. wordt afgegeven; blij
ven dus voor gebruik gereed 6;
1 lichten tel. wagen met bed. patr., uitrusting als boven;
4 berichtenhonden met 2 geleiders;
de overgebleven muzikanten van de bataljons-muziek.
De muzikanten dienen ter versterking der patrouilles, als
reserve en ordonnansen, en worden daartoe allen als verb, man
(seiner-telefonist) opgeleid. Dat zij hierdoor in vredestijd veel
vuldig aan hun gewone taak onttrokken zijn, moet, zegt het
Duitsche reglement, op den koop toe worden genomen en ver
mindert, zoodra zij als verbindingsman volledig zijn afgericht. Het
Duitsche regiment blijkt in het geheel, op een sterkte van 70 offi
cieren en 1-300 minderen, aan v e r b.-p e r s. te bezitten: 1 kapt.,
hoogstens 3 luitenants en 214 minderen, w. o. 39 muzikanten, ver
deeld over 35 patrouilles, d. i. dus bijna 10 der totale
sterkte; aan ver b.-m a t e r i e e 1: 18 K. M. zwaar en 102 K.M.
lichte tel. kabel, 49 tel. toestellen, 1 „Klappenschrank", 1 gr. en
34 middelbare seinlampen, 2 opvliegplaatsen voor berichten-
duiven en 18 berichtenhonden, waarbij 5 voertuigen. Hoewel ik
geenszins een even groot procent onzer man
schappen voor den verbindingsdienst zou wil
len opgeëischt zien en het enorme materieel waarop de
controle-commissie der Entente nog besnoeid heeft er m. i.
op wijst, dat hierbij het oog gehouden is op de technische uitrusting
van een gedeeltelijk „in Waffen" terugkeerend volk, is het voor
ons toch leerzaam te zien hoe belangrijk men ook aan Duitsche
zijde den verbindingsdienst acht. Bij ons hoorde ik enkele malen
de meening uiten, dat ieder infanterist, die aan geweer en bajonet
onttrokken wordt, voor onze zwakke krachten een verliespost
oplevert, die door het daarmede te verkrijgen voordeel nimmer
gedekt kan worden. Hoewel wij ons bij de personeeltoewijzing aan
hulpdiensten ongetwijfeld tot een uiterst minimum dienen te
beperken, mag dat ons toch niet tot een eenzijdigheid verlokken,
waarvan het gevaar niet beter kan worden weergegeven, dan met
de woorden van kapitein van Tarel: „Een gevechtseenheid moet
bestaan uit een zeker percentage combattanten, een kleiner per
centage half-combattanten (waartoe ik het verb.-personeel reken)
en een nog kleiner percentage non-combattanten. Deze drie soorten
159