zouden hiervoor 18 seinposten noodig zijn (5 bij den staf, 3 per
comp.), terwijl een regiment voor verbinding met 3 bataljons, beide
neven-regimenten en mitr.-comp. 10 seinposten zou moeten inzet
ten. Door respectievelijk 9 en 5 ploegen in te deelen, kan dus de
helft dezer verbindingen gelijktijdig tot stand worden gebracht, wat
blijkens de ervaring voldoende is te achten. Het aantal tel.
patrouilles per reg. verb, brigade is op gelijke wijze berekend, ter
wijl bovendien ons toestel slechts als centrale voor 4 verb, gebruikt
kan worden. Een reserve van 100 aan kabel, waarvan 50 op
haspels, en■gezien de teerheid van ons toestel 100 aan
toestellen ware bij den trein mede te voeren.
Is op deze wijze een gezonde basis verkregen, dan kan eraan
worden gedacht, t. z. t. het m a t e r i e e 1 te verbeteren, waarvoor
de uitgaven dan niet onnut besteed zouden zijn. Hierbij zou het
eerst noodige zijn:
a. uitrusting van alle seinpatrouilles met e 1 e c t r. lampen,
geschikt voor seinen bij dag en nacht, onder intrekking der cal-
cium-carbid lampen;
b. vervanging van onze weinig deugdelijke telefoon toe
stellen door moderne toestellen en centrales.
Teneinde te zorgen, dat de toestellen niet alleen bij mobilisatie,
doch ook bij manoeuvres en oefeningen in bruikbaren staat ver-
keeren, is het dringend noodzakelijk, dat reeds thans boven de
organieke uitrusting opleidingstoestellen verstrekt wor
den. Wij maakten het mee, dat de tel. opleiding bij een veld-
bataljon door bijna 100 man gevolgd werd, welke allen met de 6
aanwezige toestellen opgeleid moesten worden. De slijtage was
natuurlijk zoodanig, dat, ondanks zooveel mogelijke verwisseling,
zelden meer dan 1 of 2 toestellen bruikbaar waren. Een tweede
eisch hiervoor is, dat zich bij den troep tel. herstellers met
materieel bevinden, opdat eenvoudige herstellingen bij den troep
verricht kunnen worden, wat vooral te velde een onafwijsbare
noodzakelijkheid is.
Door kapitein Graaff is („W. J." 1922 blz. 193) nadrukkelijk
betoogd, dat in Indië de troep uitgesloten moet zijn van de bedie
ning van het telefoon materieel, zulks op grond van taai-moeilijk
heden en gebrekkige algemeene ontwikkeling. Hiervoor zou uit
sluitend militie-personeel bestemd moeten worden. Dit beginsel
komt mij, op grond mijner ervaring als instructeur in Nederland en
Indië, ten eenenmale onjuist voor en wel om de volgende redenen:
a. Het is zeer wenschelijk, dat ieder lid onzer verbindings
organen afgericht soldaat is en tevens éénheidsverbindingsman
(seiner-telefonist). Dit nu is in Holland, zelfs met uitgezocht per
soneel, bij een eersten oefentijd van 5/2 innd. onmogelijk
Zie „Mil. Spectator'' 1920 „Or^. en opl. der verb, troepen'', t a.p.
blz. 560.
170