het beginsel: Maak een weldoordacht, spaarzaam, en daardoor zoo nuttig mogelijk gebruik van dit automatische wapen. Onze tegenwoordige organisatie in aanmerking genomen, is de Mitr. Cie een onderdeel van het regiment. Toevoeging aan bataljons vindt herhaaldelijk plaats, doch over verdere onder verdeeling wordt, in tegenstelling met hetgeen G. V. I punt 15 (1, 2, 3) over de geweermitrailleurs zegt, niet gesproken. Toch wordt wel de meening aangetroffen, dat indeeling bij kleinere afdeelingen, hetzij in een compagniesvak bij de verde diging hetzij bij de voorste voorhoede-afdeehngen, meermalen haar nut heeft. Lang niet algemeen wordt deze meening evenwel gedeeld, en, wat hare toepassing op voorhoeden betreft, kan het volgende wellicht, mede door critiek welke erop mocht volgen, eenig licht verspreiden. Bestaat de voorhoede uit 1 a 2 bataljons, c. q. met hulpwapens, en zijn er slechts enkele sectiën mitrailleurs aan toegevoegd, dan komen n. o. m. de vóór den hoofdtroep marcheerende onder- deelen niet voor toevoeging van mitrailleurs in aanmerkingmen bestemme daarvoor geweermitrailleurs. Toch zien wij het tegendeel gebeuren, met als gevolg eensdeels een gebruik van de mitrailleurs op een wijze, welke in strijd is met de 2e al. van R. E. Mitr. II, punt 3, anderdeels de neiging de mitrailleurs als geweermitrailleur te gebruiken. Is de voorhoede een regiment met hulpwapens sterk, dan bevindt zich ipso facto de mitrailleur-compagnie erbij. Hier is dan van toepassing G. V. I. punt 15 (4), en dus zou men kunnen zeggen: onder „normale" omstandigheden 1 sectie mitrailleurs bij den voortroep en de overige sectiën bij den hoofdtroep. Immers, de voortroep bestaat dan (schematisch, als we dat woord een oogenblik mogen gebruiken) uit een bataljon infanterie, min de „spitscompagnie". Toch zagen wij niet zelden, dat dan e sectiën mitrailleurs werden verdeeld over alle onderdeelen van de voorhoede, „spitscompagnie", voortroep en hoofdtroep. De aankleeding van de voorhoede schijnt dan den gunstigsten indruk te maken. Maar kan het wel de bedoeling zijn van G. V. 1. punt 15 (4)? Wij wezen er reeds op, hoe groot de kans is, dat mitrailleurs, zoo ver naar voren ingedeeld, als geweermitrajlleurs worden gebruikt. Bij de eerste aanraking met den vijand is men geneigd, van hun aanwezigheid onmiddellijk partij te trekken en dan is men gedwongen dit frontaal te doen. Blijken de doelen nie loonend, dan krijgt de sectiecdt der mitrailleurs een nieuwe opdracht, men sleept de sectie, gelijk de geweermitrailleurs, hoe langer hoe meer naar voren, en zij komt daardoor hoe langer hoe meer in het moeras. De munitieaanvulling, aanvulling van water en olie, de verbinding met den paardencommandant, alles komt in het gedrang; hare kwetsbaarheid neemt onnoodig toe. 185

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 39