afzonderlijke secties voor de V. Pn aangewezen. Hun taak is stand houden. Zij vervullen die door vuur van af de groote afstanden, c. q. eerst met Z. M's, dan met de G. M.-groepen, terwijl de G.- groepen zoolang mogelijk gedekt blijven. (Neemt men eene orga nisatie aan, waarbij de brigade uitgerust met één G. M. als één geheel wordt beschouwd en niet is onderverdeeld in groepen, gelijk in dit voorbeeld, dan toch zal men de geweerdragenden zich zoo lang mogelijk moeten laten dekken en dus al spoedig het begrip halve brigade zien ontstaan, gegroeid op tactischen grondslag). Van ongeveer 400 M. af (naar beneden gerekend) laten de S.-Cdten slecht zichtbare oogenbliksdoelen, die niet door de G. M. bevuurd kunnen worden, door de G.-groepen (individueel gevechtsschieten) bestrijden. Boven de 4.00 M. is de trefkans te gering. Gezamenlijk vuur laat de groeps-cdt slechts afgeven tegen doelen, die, hoewel slecht zichtbaar zijnde omdat zij goede gezichtsdekking nemen, toch voldoende lang op een zelfde plaats gezien worden, doch om een of andere reden buiten bereik der G. M. (der brigade) liggen. Men kan daarbij tot 600 M. tegen een gedekten vijand, tot 800 M. tegen hoogê of diepe doelen (uitzonderingen) op uitwer king rekenen. (Zie V. S. I. deel I par. 93 en 94 en 8(1)). Steeds moe ten de groeps-cdten er op bedacht zijn, dat een inslaande granaat bij een nevengroep daar een storing van den G. M. of Z. M. kan veroorzaken, waardoor de vijand snel een gelegenheid tot een sprong zal benutten, wat de groep moet trachten te beletten. Valt een G. M. uit, dan nemen allen, die niet aan de opheffing van de storing moeten medewerken met geweervuur aan de verdediging deel. Dringt de vijand in de stelling, dan wordt de strijd met kolven, dolken, bajonet, klewang, pistolen, pioniergereedschap volgehou den. Trachten vijandelijke afdeelingen de groepen te omtrekken, dan moet op die afdeelingen een krachtig vuur worden afgegeven. Hoe meer krachten des vijands daarbij gebonden worden, hoe beter de voorposten aan de verdediging van de hoofdstelling medewerken. Van den Pr. Kemhang af kan een omtrekking van de 2e sectie der 4e Cie uit de le stelling der Z. M. sectie onder vuur genomen worden. De rug van die voorposten-sectie wordt verder door G. M. vuur uit de hoofdstelling beveiligd. De le sectie 4e Cie wordt op gelijke wijze door de Z. M. sectie (a) bij de le sectie 2e Cie ge steund. Voor de 3e sectie 4e Cie is de toestand minder gunstig. Voor de leiding van het ondersteunend infanterievuur (waar onder ook Z. M. vuur wordt verstaan) van de hoofdstelling uit en voor den steun der artillerie, is eene telefonische en optische verbinding noodzakelijk. Nemen wij thans het oogenblik aan, dat de aanvallende infanterie de voorposten buiten haakjes heeft gebracht en geleidelijk op 300 M. de hoofdweerstandslijn begint te naderen. Zoolang zich 189

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 43