toevoeging van een stuk veld-artie, dat elders kan worden gemist
Dit is niet het eenige gebruik van infanterie geschut. In een
andere stelling zou ik het anders doen. Nu weet ik niet goed, wat
de steller der vragen verstaat onder „een beperkter taak, die he
I G bij den aanval toevalt". Doch stel dat wij het daaromtrent
eens zijn dan volgt daaruit nog met, dat er bezwaar bestaat, in
een ander geval (in casu de verdediging) er een ander of ruimer
gebruik van te maken, indien dit vereenigbaar is met de wijze
van constructie. Alles nu wat het I. G. moet doen eni ka^
doen overeenkomstig zijn constructie en bestaansrecht (lees.
reden), is bij de verdediging de nabijverdediging steunen en dan
met nauwkeuriger vuur, dan voor de m. en g. mogelijk is.
Kaliber- en projectielvraagstuk zijn beide hoewel zeer oud nog
niet volkomen opgelost. Reeds in 1900 projecteerde Ehrhardt een
5-cM kanon, dat uitsluitend brisantgranaten moest verschieten
en dat bestemd was om als infanterie-geschut in de ïnfantenehme
op te treden. In mijn gedachtengang beschikt het inf. geschut even
wel ook over een G. K.
9 1 anderen weg gewerd ons deze opmerKinö.
Was deopdracht aan dit del. wel juist? Moest het n,et een
offensieve opdracht zijn? Was het verder goed te zeggen: „Neem
daar en daar stelling", en zou het niet beter zijn geweest te zeggen.
„Beveilig mijn linker flank?"
Het antwoord moet m. i. ontkennend luiden.
Ik wil daarmede niets zeggen ten nadeele van een o{fens'®X®"
geest, noch bij oefeningen, waar het gaat om den troep het noodige
moreel bij te brengen, noch bij gedachte werkelijke oorlogshande
lingen. Maar een offensief komt mij hier wel wat erg Joort^ar®^
voor. Gaat men eens rustig na wat van den vijand bekend is, dan
is dit niet heel veel. De Cdt veldleger wil zich dekken tegen vijan
delijke afdeelingen, die westelijk om den Tampomas mochten
trekken en zulks in afwachting van de concentratie zijner krachten
bij Soemedang. Een partieel offensief tegen een vijand, waarvan
nagenoeg niets anders bekend is dan dat hij de thans bij Tjimalaka
aanwezige troepen aanzienlijk in sterkte zal kunnen overtreffen, zou
in dit geval met krachtverspilhng gelijk staan en voor de eiöe
partij de omstandigheden, waaronder het hoofdtreffen zich zal
afsoelen belangrijk slechter kunnen maken. De Cdt Vlgr mag dit
z i niet wagen. Hij kiest voorloopig het defensief met het doe
aanstonds bij het offensief (na de concentratie) zoo sterk mogeljjk
te zijn. Hij laat daartoe tijdig een dekkingsdetacheinent een s^elll"£
innemen, die moet worden aangevallen door elke afdeelmg, die de
veiligheid van het beveiligde object in gevaar brengt.
Is dus volgens den Cdt Vlgr in dit geval een offensief te ver-
oordeelen, dan is het ook het beste, dat hij zich hoedt voor nadee-
lige gevolgen van afwijkende inzichten van den regiments
commandant, door dezen op te dragen, verdedigend op te treden.
1 Qn