204 van een leger in de eerste plaats gericht worden op bescherming tegen chemische strijdmiddelen. De aandacht wordt er op gevestigd, dat bij het uitbreken van den oorlog bij den troep wel geestdrift gewekt kan worden, zelfs door leuzen, maar dat deze vrij gauw overgaat en dat men later zelfs heel voorzichtig moet zijn met redevoeringen en toespraken, welke voor de menschen, die de werkelijkheid kennen, al spoedig hol klinken. Materieele verzorging van de soldaten, vooral van zijn voeding, is de hoofdzaak. Verder doe men in een voudige bewoordingen een beroep op hun plichtsgevoel. Dat zijn de beste middelen. Enkele woorden werden nog gewijd aan de handhaving van de gevechts discipline met gewelddadige middelen. Zooals men weet, werd er steeds verteld dat bij de Russen door de eigen artillerie en mitrailleurs op wankelende troepen werd geschoten om ze weer tot standhouden te dwingen. Den inleider is slechts één geval bekend dat dit werkelijk in een bevel was vastgelegd, n.l. voor een Rumeensche gemengde Brigade. Hij verwerpt overigens dit middel als volkomen ondeugdelijk-Bovendien zullen noch het leger, noch het volk het verdragen. Wel zeer nuttig werken politie-maatregelen achter het front, dienende om vluchtelingen te verzamelen, daar die schrik en verwarring brengen bij de achterwaarts staande troepen. De ervaring heeft geleerd, dat derge lijke vluchtelingen, mits goed geëncadreerd, weer spoedig in het gevecht kunnen worden gebracht, daar zij zich over hun zwakheid schamen. Na eenig debat werd de vergadering gesloten. Met warmte bevelen wij de lezing van deze aflevering van ^Krijgsweten schap'' aan. K. Mavors No. 12. December 1923. Prof. Wester geeft het slot van „De chemicaliën-oorlog". Over het al of niet humane van chemicaliën als strijdmiddel zegt hij: „Is het echter humaner iemand op KM's afstand door een granaatscherf zijn halve kaak te verbrijzelen of voor altijd invalide te maken, dan hem met chloor of lewisite e.d. af temaken of tijdelijk buiten gevecht te stellen?" Hij becijfert, dat in den grooten oorlog 6 der Amerikaansche sterkte door chemicaliën, 6 door andere oorzaken buiten gevecht werd gesteld, dat echter van de eerstgenoemde 6 °/o, zijnde 750C0 man, slechts l'/2 stierven. In zijn eindbeschouwingen zegt schrijver: „We hebben rekening te houden met een veelvuldig gebruik van chemicaliën in een toekomstigen oorlog. Wie zich daarop behoorlijk wil voorbereiden dient te zorgen: le. voor een chemische industrie (resp. voor chemicaliën), 2e voor doel matige afweer. Hij vraagt: „Van buitengewone beteekenis is ad 2e; de doelmatige afweer. Aangenomen, dat ons leger met chemicaliën-munitie zou worden aangevallen; zou men zich daartegen dan kunnen beschermen? Is er een voldoende hoeveelheid gasmaskers? en zijn de troepen in het gebruik daarvan getraind? Wordt aan verbeteringen en wijzigingen aan de bestaande maskers in verband met nieuwe oorlogs-chemicaliën vol doende en voortdurende aandacht geschonken? Wanneer we deze vragen niet met een volmondig „ja" kunnen beantwoorden, begaan we erger dan een fout, we begaan een domheid!" Uit alle berichten blijkt duidelijk dat goed getrainde en gedisciplineerde troepen weinig schadelijke gevolgen van een chemicaliën-aanval onder vinden, mits ze voorzien zijn van doeltreffende afweermiddelen. Verderop zegt prof. Wester: „Hoe zich echter deze techniek ook moge ontwikkelen, voorzoover nu is te voorzien zal de zoldaat in elk geval evenveel behoefte hebben aan een gasmasker als aan een- geweer!" Al het bovenaangehaalde is geschreven ter waarschuwing van het Neder- landsche leger en met het oog op Nederlandsche omstandigheden. Maar bij het lezen ervan konden wij de gedachte niet van ons afzetten: Stelt dat ons Indische leger geroepen werd op te treden tegen welken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 58