205
invaller dan ook, zou deze dan de chemicaliën waarover hij beschikt mee
brengen oi thuis laten? En als hij ze meebrengt, zouden we dan in
staat zijn op de vragen van Prof. Wester te antwoorden met een vol-
rnKapftema Alting van Geusau vorvolgt zijn bespreking van het Belgische
velddienst-voorschrift. De middelen tegen 's vijands luchtstrijdkrachten
worden onderscheiden in 1. het gebruik van jachtvliegtuigen; 2. gebruik
van luchtdoelartillerie en mitrailleurs en 3. maatregelen om zichtbaarheid
en kwetsbaarheid der marcheerende troepen te verminderen.
Het gebruik van jachtvliegtuigen moet beperkt worden met het oog op
het zoo noodige spaarzame gebruik dezer strijdmiddelen, terwijl de sub.
2 genoemde maatregelen slechts weinig resultaat beloven. De maatregelen
sub. 3. bedoeld zijn: a. gebruik van gedekte marschwegen, b. nachtmarschen,
c. dagmarschen in meerdere colonnes, zoodat de troep in breedte en diep.e
verdeeld is.
ad. a is het minst vermoeiend, dus het meest aan te bevelen, maar niet
altijd mogelijk; ad b. deze marschen moeten vermeden worden indien zij
zouden kunnen leiden tot contact met den vijand bij duisternis in onbekend
terrein; ad c. deze marschvorm, vooral indien door het terrein moet worden
gemarcheerd, is zeer moeilijk, het verband zeer lastig te onderhouden, de
voorwaartsche beweging moet van dwarslijn tot dwarslijn sprongsgewijze
worden geregeld.
Wat betreft den marschveiligheidsdienst wijst de kapt. A. v. G. op de
zeer eigenaardige breedte-opstelling van de voorhoede b-v. bij een divisie,
waar niet één maar c. q. meerdere voortroepen worden ingedeeld ieder
voor zich gesplitst in een soutien en meerdere spitsen. Iedere spits (1
compagnie) zendt één of meerdere voorspitsen uit. Hij trekt daaruit de
conclusie, dat het in de bedoeling ligt om door een krachtig doordringen
in 's vijands weerstandscentra bij een aanvallend gevecht ten spoedigste
gegevens te verkrijgen betreffende het beloop van de hoofdweerstandszone,
terwijl deze vorm tevens zeer geschikt is voor een verdedigend optreden
der voorhoede.
Zoodra de D. C. vermoedt, dat de voorhoede den steun van divisie-
artillerie zal behoeven, doet hij onderdeden dier artillerie in bewakingstel
ling komen. Deze artillerie gaat z. n. echelonsgewijze met sprongen van
stelling tot stelling voorwaarts om steeds het gevecht der voorhoede te
kunnen steunen. De D. C. regelt daartoe z. n. de snelheid der voorwaartsche
beweging van de voorhoede, soms zelfs door lijnen aan te wijzen welke
de voorhoede zonder nader bevel niet mag overschrijden. „„c„u
Bij terugtochtsmarschen wordt aan de achterhoede eenzelfde breed marsch-
front gegeven als aan de voorhoede en op overeenkomstige wijze. Bij
het innemen eener achterhoedestelling wordt op 4 a 5 K.M. achter deze
stelling een 2e aangelegd (echter nooit bezet door troepen van de achter-
hoede,^maar altijd door troepen van de hoofdmacht) om het teruggaan uit
^^^r TmarcheerendeVflM^ekkfngen wordt aangegeven, dat deze minstens-
op 7 K M. zijwaarts van de hoofdmacht moeten marcheeren.
De eerste Luitenant der Veldartillerie J. H. van Swinden Koopmans
schrijfi over „Samenwerking van artillerie en infanterie bij den aanval
Hij vestigt er den nadruk op, dat, cm behoorlijke inlichtingen over het
vallen van het eigen art. vuur te kunnen geven en 0P/edelhke verzoeken
daaromtrent aan het zusterwapen te kunnen doen, de infarterieaanvoerders,
ook de lagere, meer dan zulks tot heden het geval was, ingewijd moeten
worden in het wezen van het artillerie-vuur. wat men er van waarneemt
wat men er van eischen kan. Ten zeerste is dit te bevorderen door ook
de lagere infanterie-aanvoerders schietoefeningen der artillerie te doe
meemaken en vooral hen de ligging en de aard van het vuur te laten
aanschouwer uit gedekte waarnemingsposten dicht bij het doel. voor
zijne beweringen lijkt ons zeer veel te zeggen; wij ontmoetten reed-