Tegen het vallen van den avond had het XXXIXe Res. Korps en het vooruitgeschoven det. cavalerie den ingang van den pas Z. van Talmesch bereikt. Hier vond men stukgeschoten voertuigen en geschut, gesneuvelde menschen en dieren als eerste bewijs van de nederlaag der Roemenen. Ernstige tegenstand werd hier ook niet geboden. Het aantal gevangenen bleef echter gering. Het was niet raadzaam, in de duisternis in het woudrijke berg land den vijand te vervolgen. Daardoor bleef men onbekend met de plaats waar 's vijanas hoofdmacht zich bevond. Had deze toch een weg over het gebergte gevonden, of was zij naar een stelling daarin teruggetrokken, in afwachting van de aankomst van ver sterkingen, die volgens meldingen van het Alpenkorps Z. van Caneni nog steeds werden aangevoerd? Des nachts had von Falkenhayn nog geen juiste berichten over het Alpenkorps en was hij bevreesd, dat het door overmacht zou zijn aangegrepen en vernietigd, hetgeen voor zijn verdere plannen voor de operatiën fataal zou zijn geweest. Tegenover het cavalerie-korps had de vijand, hoewel zijn cava lerie door infanterie was versterkt, het Kercesora-dal niet over schreden. Bij de le O.-H. Cav. Div. verwachtte men echter den volgenden morgen een krachtigen aanval, waartegen men waar schijnlijk niet zou kunnen standhouden. Onder deze omstandigheden was er geen zekerheid, dat hij met den Rooden Toren-pas-groep tijdig genoeg zou kunnen afrekenen om vrijheid van handelen tegen het 2e Roemeensche Leger te ver krijgen. Daarentegen had dit leger, evenals het Roemeensche Noordleger, over het geheele front aangevallen. Het midden en de linkervleugel van het le O.-H. Leger was ook heden weder teruggedrongen. Een omvatting van de 71e Div. en afsnijding van dat leger werd mogelijk. In verband daarmede overwoog de com mandant van dat leger opnieuw het terughalen van die divisie tot achter de Kokel. De langzaamheid der Roemenen was echter voor von Falkenhayn een lichtpunt. Gedurende de dagen van het gevecht had de Roe meensche leiding zich weifelend en onzeker getoond, hetgeen zijn terugslag had in de bewegingen der troepen. Het was daarom voor hem niet waarschijnlijk, dat den volgenden dag het 2e Roemeen sche Leger tegen het 9e Leger zou kunnen ingrijpen, zoodat von Falkenhayn nog een dag rekende te hebben om met de groep bij den Rooden Toren-pas af te rekenen. Liet hij deze groep te vroeg los, dan zou daarvan vermoedelijk het gevolg zijn, dat het 9e Leger tot het defensief zou worden gedwongen, hetgeen het verlies van den veldtocht in Zevenburgen zou beteekenen. Zoolang het mogelijk was, moest dit worden verhinderd, zelfs met de kans, dat door het doorzetten der operatie de toestand daarna nog slechter zou zijn dan wanneer zij werd afgebroken. 152

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 6