Wanneer we nu de desbetreffende C. O. van 30 November 1922 No 87 beschouwen dan zien we dat als leider moeten optreden le De Divisie Commandant, 2e Regiments Commandanten tevens Plaats, mil. Commandant, 3e Korps Commandanten bij de Infanterie en de Artillerie In dezelfde C. O. staat verder aangegeven dat bij de korPS" gewijze te houden tactische oefeningen op de kaart, die hoofd zakelijk een toepassing moeten zijn van onze tactische voor schriften, de leiders zich moeten bepalen, bij de infanterie tot zeer eenvoudige oefeningen met afdeelingen ter sterkte van hoogstens één bataljon, waaraan nu en dan kleine afdeelingen kunnen worden toegevoegd, en bij de artilleriekorpsen tot oefeningen, waarbij het optreden van een afdeeling (batterij) artillerie in vereeniging met andere wapens toepassing vindt. Het spreekt wel van zelf dat 't hoofdzakelijk deze korpsoefe ningen zijn, waarvan de H. H. de leiding wenschen te leeren, of liever gezegd, ten opzichte waarvan zij de reeds verkregen graad van kundigheid en bedrevenheid wenschen te verhoogen. Toch zal ik wel meermalen iets hooger moeten grijpen en daardoor wellicht komen tot bespreking van de leiding van oefeningen zooals moeten worden gehouden door Regiments Commandanten, die—alweer volgens vorenbedoelde C. O.—ten doel hebben de samenwerking van de verschillende wapens te bevor- deren. Dit vindt zijn reden hierin dat in 't huidige gevecht die samenwerking een bijzondere groote rol speelt en het zelfs moeilijk is meerdere oorlogshandelingen door een bepaald wapen te doen uitvoeren, zonder zich rekenschap te geven van de rol, die daarbij door andere wapens zal moeten worden gespeeld. Daarbij komt dat, zooals reeds gezegd, bij de Artilleriekorpsen oefeningen moeten worden gehouden, waarbij 't optreden van art. in vereeniging met andere wapens toepassing vindt en dit eischt zeer zeker dat wij bij onze besprekingen met dat onder ling verband rekening zullen houden. Het zou weinig strooken met het bepaalde in ons M. V. dat onze oefeningen zooveel mogelijk de werkelijkheid moeten nabootsen, indien we daarbij nieP tevens ook de cavalerie, de mitrailleurs en voorzoover noodig ook den vliegdienst in beschouwing namen. Mocht het me trouwens gelukken de vaardigheid van de H.H. in het leiden van oefeningen met een gemengd detachement te verhoogen, dan zal dit zeer zeker ook ten goede komen aani de leiding van oefeningen bij de korpsen, waarbij uitsluitend, dan wel in hoofdzaak, de nadruk wordt gelegd op het optreden van het wapen, waartoe dat korps behoort. Zeer zeker zal er trouwens bovendien nog wel gelegenheid zijn om ook voor die specialistische oefeningen wenken te geven. Mij afvragende op welke wijze op de meest afdoende manier 237

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 23