zonder dat zelfvertrouwen "geen besluitvaardigheid is te verwachten
is eveneens duidelijk en zeer zeker acht ik het niet noodig dit
nog uiteen te zetten.
Het is dan ook logisch dat de leiding moet gericht zijn op
de ontwikkeling van die eigenschappen, maar de moeilijkheid
in dit vraagstuk is niet om tot die erkenning te komen, doch
wel om voor die leiding den juisten weg te
vinden.
Hoe vinden we nu dien weg?
De meer besproken circulaire van het legerbestuur van 20
Januari 1923, VII Afd. A, No. 130/VII A. brengt wel is waar geen
oplossing, doch geeft in ieder geval enkele aanwijzingen (leest
het bepaalde onder ,,a en b").
Wanneer Ge vooral het laatste gedeelte steeds voor oogen
houdt, zijt Ge al op den goeden weg, maar laat ik er bij zeggen,
nog lang niet aan het einde van den weg.
Ook het vermelde onder c van die circulaire wil ik thans nog
even voorlezen.
In dit gedeelte alweer een aansporing om het zelfvertrouwen
van de commandanten te sterken en een waarschuwing tegen
veroordeeling van handelingen, alleen omdat men het
zelf anders zou hebben gedaan. Verder is in dit ge
deelte van bijzonder veel belang de voorrang welke wordt toe
gekend aan het consequent en met energie en vastberadenheid
uitvoeren van den eigen wil boven het nemen van het meest
oordeelkundige besluit.
M. H. H. Toen ik dat las dacht ik dadelijk aan mijn eerste
Atjehjaren, toen Generaal van Heutsz Gouverneur was. Daar be
stond over het algemeen bij de officieren zoowel als bij het
kader zelfvertrouwen en toch, mijne heeren, was hetgeen geëischt
werd, al gold het dan ook een I.V., lang niet altijd eenvoudig.
Hoe had Generaal van Heutsz dit nu bereikt? Wel mijne
heeren eenvoudig omdat hij, overtuigd dat Atjeh alleen ten onder
kon worden gebracht door krachtig en voortvarend optreden,
ook steeds iedereen de hand boven het hoofd hield, die be
wijzen gaf in dien geest te hebben gehandeld, ook in gevallen
waarin op het genomen besluit veel viel af te dingen, ja zelfs
in gevallen, waarin, als gevolg daarvan, meer verliezen waren
geleden dan wel noodig was geweest.
Zoowel de aanteekeningen op de journalen als de resultaten
van de voordrachten tot kon. onderscheiding zijn daar om te
bewijzen, dat niet in de eerste plaats de beoordeeling van de
juistheid van verrichte handelingen, doch in hoofdzaak de be
oordeeling van de mate van kracht, waarmede het besluit werd
uitgevoerd, bij den Generaal het meeste gewicht in de schaal
legde.
Ik wil met dit gedeelte niet eindigen voor U te hebben aan
geraden bij elke beoordeeling die Ge voortaan zult hebben uit
249