te spreken over oefeningen, meerbesproken circulaire van het legerbestuur na te zien. Ik voorspel U dat Ge er steeds meer uit zult lezen. Alvorens nu geheel van dit onderwerp af te stappen, wil ik me een oogenblik wagen op het gebied der paedagogie en daartoe de volgende vraag stellen „Wanneer Ge bij de opleiding van Uw officieren aan een ondercommandant iets opdraagt waarvan hij niets terecht brengt, wie heeft dan de eerste, wellicht ernstigste fout begaan Uiteraard, mijne heeren, degene die de op dracht gaf. Ik kan U dat dadelijk duidelijk maken door het stellen van andere vragen, n. 1. hoe Ge zoudt denken over een officier die in een eerste rijles aan zijn leerlingen zou opdragen om slangenvoltes te rijden, een hooge hindernis te springen enz. of over een onderwijzer die in een klasse van de lagere school zou opdragen een gedicht van Vondel te verklaren enz. Nu is het natuurlijk mogelijk dat men niet op de hoogte is van hetgeen van een nieuw aangekomen officier is te verwachten en dat men daardoor mistast. Zoudt Ge in dat geval bij een be spreking alles afkeuren wat werd verricht, dan zoudt Ge hard op weg zijn, den nieuwen leerling zijn zelfvertrouwen te ont nemen. Dat zou dan de tweede, eveneens ernstige, fout zijn. Naast den reeds gegeven raad om dikwijls de besproken cir culaire van het legerbestuur te raadplegen, geef ik U in over weging, vooral bij het begin van het oefenjaar zelf de tactische oefeningen op de kaart te houden en dit niet te laten doen door ondergeschikten, op die wijze van het heele jaar een examen makende. Het behoeft wel geen betoog dat het zooeven behandelde uit sluitend slaat op de oefening en niet op het examen dat Ge per slot van rekening ook wel eens zult moeten afnemen. De derde eisch die te bespreken valt is deze, dat de door den leider te houden oefeningen moeten medewerken aan de tactische vorming van de officieren, het hoofddoel van alle tacti sche oefeningen en dat de leider hun moet leeren, op elk terrein van actie de gebeurlijk zich voordoende tactische vraagstukken op redelijke wijze op te lossen. Hieraan sluit dadelijk aan het vierde te bespreken punt, n. 1. dat die oplossing eischt het scherpen van het tactisch inzicht der deelnemers tot een graad die hen in staat stelt van elk tactisch vraagstuk als antwoord op de vraag „waar gaat het om het karakteristieke, het kenmerkende te onderkennen, en op die beantwoording als basis een besluit te nemen. Mijne H. H. Deze eischen leiden wel eens tot een puntsgewijze behandelen of doen behandelen van tactische reglementen en voorschriften. Ik acht, in het algemeen gesproken, die opvatting verkeerd, en met uitzondering van gevallen, waarin een nieuw 250

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 36