taat, dan zal het tijd worden te bevoegder plaatse op de, door
ons vermeende, onjuistheid of leemte van het reglement of voor
schrift de aandacht te vestigen.
Dan zal blijken of onze overwegingen juist waren en geleid
hebben tot de goede oplossing, en, zoo ja, dan is wijziging van
het daarmede gebeurlijk in strijd zijnde voorschrift zeer zeker te
verwachten.
Ik hoop hiermede te hebben aangetoond, dat de meerbesproken
circulaire van het legerbestuur, zooals wel eens wordt beweerd,
niet wijst op geringschatting van hetgeen in onze taktische regle
menten en voorschriften staat, doch tevens dat deze onmogelijk
de bron kunnen zijn, waaruit geput kan worden voor de taktische
vorming van officieren, maar daarbij hoogstens de rol kunnen
spelen van controlemiddel.
Thans terugkomende op den eisch dat de leider zijn officieren
moet leeren, op elk terrein van actie, de gebeurlijk zich
voordoende taktische vraagstukken op redelijke wijze op te lossen,
waartoe noodig is het taktisch inzicht der officieren te scherpen
tot een graad die hen in staat stelt van elk taktisch vraagstuk
als antwoord op de vraag: „waar gaat het om?" het karakteris
tieke, het kenmerkende te onderkennen en op die beantwoording
als basis een besluit te nemen, zal ik moeten aangeven hoe dat
kan worden bereikt.
Dat er gesproken wordt van „op elk terrein van actie" wijst
op den invloed, die de aard van het terrein op de oplossing van
een taktisch vraagstuk heeft.
Ik kan dit wellicht het best aantoonen door het bespreken van
een paar voorbeelden.
Stelt, men moet een detachement indeelen voor een te maken
oorlogsmarsch en daartoe o. m. bepalen op welke afstanden de
onderdeelen elkaar moeten volgen.
Als men nu zou zeggen, dat is eigenlijk geen taktisch vraagstuk
want V. V. 158 en 159 geven aan welke afstanden bij verschillende
sterkten van de onderdeelen genomen kunnen worden, en als ik nu
maar binnen die afstanden blijf, is het altijd goed, dan redeneert'men
met taktisch, dan dekt men zich, ten onrechte, op een voorschrift
en ziet men over het hoofd, dat, bijv. in punt 158 (3), hoewel
daar staat, dat, indien de voorhoede 1 bataljon sterk is, de
afstand van den voortroep 1 a l'/2 K. M. kan bedragen, tevens
is opgenomen dat zulks geldt voor het geval dat het terrein
geen andere voorwaarden stelt.
Dit zal ook het geval zijn bij het bepalen van den afstand
tusschen hoofdmacht en voorhoede, indien men daarvoor bij een
sterkte van de voorhoede van 1 bataljon l'/2 a 2 K. M. zou
nemen, omdat die getallen genoemd zijn in V. V. 159 (2)ook
daar staat dat die getallen gelden voor „normale omstandigheden."
Hier dus een duidelijk voorbeeld dat het voorschrift enkele
getallen noemt, doch taktisch inzicht wordt vereischt om te be-