besproken voorschriften, doch zal hij, door het uitwerken van
verschillende voorbeelden, zijn officieren het begrip moeten
trachten bij te brengen van hetgeen de voorgeschreven korte
studie van de kaart hun kan leeren.
Dat bepaalt zich niet alleen tot het vaststellen van een lijn,
die in front voorloopig of gedurende het geheele gevecht door
een deel van zijn troepen moet worden bezet. Ze moet hem
ook leeren, hoeveel troepen daarvoor moeten worden bestemd,
welke steun daarbij zal zijn te verleenen, bijv. door de Artillerie';
of verder, indien aanvallend moet worden opgetreden, dit in
front moet gebeuren, dan wel middels omtrekking of omvattin°r-
indien besloten wordt tot een aanvankelijk defensief optreden!
hoe zijn troepen moeten worden aangewend om per slot van
rekening een beslissing te verkrijgen enz.
Men ziet ook hier dikwijls gebrek aan het juiste begrip, den
invloed van het terrein betreffende men ziet ook hier dikwijls
een sleur, een vermeend identiek vroeger meegemaakt
voorbeeld volgen.
Ik noemde daar zoo even bijv. het woord „omvatting". In
vele terreinen in lndië is de gunstigste oplossing voor een& aan
val aanvankelijk den vijand in een bepaalde zich daartoe leenende
lijn in front bezig houden, om met een groot deel van de res-
teerende troepen een omvatting uit te voeren. Vermoedelijk om
dat die oplossing in vele gevallen werd gegeven aan het vraagstuk
heb ik ze zien toepassen in terreinen, die daartoe absoluut
ongunstig waren, alleen uit sleur en als gevolg dus van de om
standigheid, dat men zich niet behoorlijk rekenschap gaf van de
beantwoording van de vraag of het terrein een dergelijk optreden
al of niet begunstigde.
Stel, dat de opdracht vaneen marcheerende colonne onverwijld
voorwaarts gaan eischt en men komt aan een open vlakte van
•a j diePte> die aan de tegenover gelegen zijde door den
vijand blijkt bezet te zijn. De opstelling van den vijand is zoo,
dat ook op beide flanken van den vijand het terrein absoluut
open is; wat leert dan de korte studie van de kaart?
Laten we daartoe eens het blad Batavia nemen en veronder
stellen dat de aanvaller, uit N. richting komende, zich met zijn
voorste inf. afdeelingen bevindt in Bandoengan melajoe en dat
de A. B. op dat moment bericht krijgt dat de kampong Poeloe
Besar, die op de kaart voorkomt, niet meer bestaat, dat de rawah
Zuid van Bandoengan melajoe is schoongekapt, overzichtelijk is
en begaanbaar voor infanterie en ten slotte dat de lijn Poeloe-
gadoeng Lor Tanahrenda door den vijand is bezet.
Wat leert in dat geval de korte studie van de kaart?
In de eerste plaats, dat voor een frontaanval het terrein al
zeer ongunstig is, te meer omdat die aanval zoo goed als niet
gesteund kan worden door Artillerie (afstanden). Ze leert echter