dus tot het eenvoudige moet bepalen, met angstvallige vermijding
van al het ingewikkelde en gekunstelde.
Ik heb de eer UHoog(Wel)EdelGestrenge te verzoeken met
boven ontvouwde grondslagen al dadelijk rekening te willen
houden en te doen houden.
De Legercommandant,
Op last
Het Hoofd der Vllde Afdeeling A.,
GERTH VAN WIJK.
3. ANTWOORD OP HET „NASCHRIFT" VAN DEN
HEER BERENSCHOT, I.M.T. No 2, 1924,
door H. Behrens.
In antwoord op hetgeen in bovengenoemd „Naschrift" door
den Heer Berenschot werd opgemerkt, kan ik kort zijn.
Bij het eerste punt (de oefeningen in Engeland) gaat het er
hier niet om, of het thans overgenomen stukje uit de Army and
Navy Gazette inderdaad zoo verschenen is, doch dat het een
onjuiste voorstelling van het gebeurde geeft. Onjuist door de
absolute onvolledigheid. Het daarin vermelde wordt ook in het
geheel niet bevestigd door het nu aangehaalde artikel uit Flight
van 16 Aug. 1923, want de in dat artikel beschreven oefeningen
werden niet „halverwege gestaakt", doch het begin werd een
dag uitgesteld. Daarin werd natuurlijk niet gesproken van het
doen zinken van het schip, want er werd met oefenbommen
geworpen. Waarschijnlijk is het den Heer Berenschot niet bekend,
dat er in Engeland meer dan één keer per jaar oefeningen worden
gehouden in het werpen met bommen. Verdere gegevens vindt
men o. a. in Aviation en in Aeronautical Digest van Oct.'23. Men
spreke geen afkeurend oordeel uit over de waarde van bombar
dementsvliegtuigen, omdat het eens voorgekomen is, dat het
weer ongunstig was en zeker niet naar aanleiding van een artikel,
onvolledig (het vermeldt niet eens den datum van de oefeningen)
en onjuist door de tendenzieuse strekking. De Heer Berenschot
is toch zeker ook op de hoogte van de moeite, die de Engelsche
Marine tevergeefs doet om de vliegdienst onder eigen beheer te
krijgen?
Het tweede punt komt in hoofdzaak op het zelfde neer. Een
meening van de General Board of the Navy naar aanleiding
van niet vermelde oefeningen, (echter zijn bedoeld de proeven
van'21) welke intusschen achterhaald zijn door talrijke oefenin
gen, waarvan de resultaten herhaaldelijk officieel gepubliceerd
zijn, mag toch zeker niet als een juiste bewijsgrond voor
een redeneering worden beschouwd Het aanhalen van een
enkele van dergelijke uitspraken, die natuurlijk weer door
De Redactie acht hiermede de geschilpunten voldoende van beide
zijden belicht. Discussie gesloten.
261