heid. De brigades zijn samengesteld uit personeel, gedetacheerd van het leger, dat dan ook voor wat betreft bevordering, tucht en opleiding, onderworpen blijft aan den commandeerenden generaal van Fransch West-Afrika. De materieele en moreele positie der tirailleurs van de brigades is dezelfde als die van hun kameraden van het legerzij worden aangenomen, ontslagen, gegageerd en gepensionneerd op dezelfde voorwaarden en zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften betreffende soldij, voeding, ondergeschiktheid en militairen rechtspraak. Hetzelfde geldt voor hun chefs, officieren van het koloniale leger boven de sterkte gevoerd (placés hors cadres). Normaal zijn de brigades ter be schikking van de Lieutenant-Gouverneurs Een circulaire van den Gouverneur-generaal dd. 21-4-1911 geeft de grenzen aan, waarbinnen die hoofdambtenaren ze kunnen gebruiken„Zij kunnen de garde indigène politiepatrouilles opdragen en onder politiepatrouilles (tournées de police) valt te verstaan alle gewapend vertoon door een detachement van een enkele brigade binnen de grenzen van het dat detachement toegewezen patrouillegebied (zone de protection). Het detachement zal nimmer operaties van wijder strekking mogen ondernemen, noch bij actie van de volle uitwerking van zijne geweren mogen gebruik maken. In beginsel moet zijn tegenwoordigheid alleen voldoende zijn om het beoogde doel te bereiken." Pasquier oordeelt „cette organisation excellente et l'expérience l'a démontré, car depuis sa création la garde indigène a rendu d'inappréciables services. Suffisamment forte, puisque, en 1911, son effectif dépassait 2200 hommes, tant fantassins qu'ar- tilleurs ou cavaliers, elle a participé avec succès a des opérations militaires, notamment lors de la pacification de la Cöte d'Ivoire, ce qui permet d'affirmer qu'elle ne se montrerait pas inférieure a sa tache en cas de mobilisation générale. (2). De instelling der garde indigène heeft, als gemeld, de moge lijkheid geschapen de militaire uitgaven van het moederland aan zienlijk te verminderen zonder daarmee practisch het leger te schaden. Politietroepen zijn gelegenheidstroepen, waarvan de sterkte afneemt, naarmate de inwendige rust toeneemt. Dit denk beeld komt tot uiting in meergemeld besluit van 27-6-1911. Op voorstel van den betrokken luitenant-gouverneur en na ingewonnen raad van den commandeerenden generaal, kan de G. G. een of meer eenheden opheffen of de sterkte ervan verminderen. Die maatregel vermijdt noodelooze uitgaven en is niet van zooda- nigen aard, dat de belangen van het vrijkomend personeel erdoor geschaad wordenofficieren en tirailleurs keeren naar hunne regimenten terug, waar zij dezelfde materieele voordeelen weervinden. Hoofden van gewestelijk bestuur, gelijk te stellen met resident. (-)• Pasquier, op. cit. p. 79. Het politiewerk doet blijkbaar geen afbreuk aan de militaire geoefendheid. 265

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 51