Bij nadere beschouwing van bovenvermelde organisatie valt in de eerste plaats op dat de kosten van het legerpersoneel, daarbij gedetacheerd, geheel van de oorlogsbegrooting zijn afgevoerd en onder het hoofd Politie zijn gebracht. Dientengevolge bedroegen de uitgaven voor politie in 1911 voor Cöte d'Ivoire 23,3%, voor Haut Sénégal et Niger 12,6%, voor Quinée 12,4%, voor Dahomy 9,1 en voor Sénégal 8,1 van de totale begrooting, waarbij Pasquier aanteekent: „Grace a ces contributions les régions organisées n'ont plus été troublées depuis la conquête le pays qui apprécie la sécurité que lui apporte notre domination se repeuple et s'enriche, et la mise en valeur de notre vaste empire africain, son développement social, se poursuivent dans le calme, dans l'ordre." Reeds jarenlang verricht ons leger in de buitengewesten in den waren zin des woords politiewerk: patrouilles tot machts vertoon, registratie, opvatting van verzetslieden (2), aanslag en inning van belasting, waarbij inden laatsten tijd patrouilles tegen landlooperij, zeeroof en smokkelarij. Alle daggelden en excursie uitgaven uit dien hoofde gedaan (3), blijven echter ten laste der legerbegrooting, waartegenover andere departementen G. B., Jus titie, Marine, B. B. zich haasten nauwkeurige rekeningen in te dienen voor de minste verrichtingen ten behoeve van het leger uitgevoerd. Gedachtig, dat alles ten slotte uit één zak betaald wordt, zou men met dien toestand vrede kunnen hebben, wanneer niet het leger steeds een object van beknibbeling ware onder het motto dat het improductief isalsook, wanneer de in deze tijden zoo prijzens waardige zuinigheid der weermacht mede daarbuiten betracht werd. Het Fransche voorbeeld is er ten dezen een van vrome wenschen. Een ander opvallend beginsel is de streng doorgevoerde onder geschiktheid van het militair aan het burgerlijk gezag, een beginsel, dat in de geheele wetgeving der Derde Republiek tot uiting komt. De facto bestaat ten onzent dezelfde toestand, doch de Fransche legislatuur is klaarder, logischer en vooral minder vaag in de afbakening der grenzen. Een typeerend voor beeld is het decreet van 9-11-1901, de betrekkingen regelend tusschen de gouverneurs en de militaire bevelhebbers in de koloniën (4). Dat men evenwel in de Fransche koloniën niet die anti-militaire neiging bezit, die zich ten onzent wel eens demon- Pasquier, op. cit- p. 85. (2) Het schrappen van het onding I. V., dat jarenlang het nuttige pacifi- catiewerk van ons leger camoufleerde, is daarom een groote verbetering. (3) De hiergenoemde uitgaven zijn voor uitbreiding vatbaarmen denke aan Top. Dienst, stafmuziek, B. G- D., Bestuur. Een officier, met bestuur belast,die het bestuurswerk opvat naar rato van de toelage, zou spoedig van zijn taak ontheven worden, hoewel de verrichting zijner militaire functies over zijn toekomst beslist. Vide voorschrift: Troupes coloniales-Organisation généiale, p. 248. 266

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 52