den aanslag springende projectielen voor den waarnemer zichtbare springpunten opleveren. 2e. Het terrein om het doel mag geen grilligen vorm ver- toonen, doch moet gelijkmatig verloopen ongeveer volgens een vlak door de richtlijn en een horizontale lijn loodrecht daarop. ad. Ie. Indien het terrein bij het doel begroeid is, dan wel de bodemgesteldheid zeer week, zal de rook der aanslagen niet dan wel zeer flauw te voorschijn komen en zich dus i n h e t geheel niet dan wel zeer slecht kenbaar maken aan het ongewapende oog van den waarnemer. Hoe kleiner het kaliber van het geschut waarmee gevuurd wordt hoe sterker het boven staande spreekt. N. B. Het waarnemen met een kijker van uit een vliegtuig is practisch onuitvoerbaar gebleken 1 Indien een doel tegen een helling is gelegen, ontstaat de kans, dat de invalshoek op dat hellende terrein zoo groot wordt, dat de projectielen te ver indringen en bij onze over het algemeen traag werkende schokbuizen in den bodem springen en geen waarneembare aanslagen geven. ad 2e. Voldoet het terrein aan dezen eisch, dan zal het eind punt van de baan op dat terrein, d. i. de aanslag, ook de af wijkingen in lengte en breedte geven van die baan ten opzichte van het doel, gerekend op de richtlijn. Ligt achter het doel echter b. v. een terreinplooi van eenige beteekenis, dan zal een projectiel, dat even over het doel heen gaat, en waarbij dus een baan kort behoort, wellicht eerst ver achter het doel in die terreinplooi een aanslag maken, die zich voor den waarnemer in de lucht dus demonstreert als een verre Omgekeerd, als het terrein voor het doel wegvalt, kan een in werkelijkheid veel te korte baan zich aan den waarnemer in de lucht demonstreeren als een korte Zelfs bestaat de mogelijkheid, dat niet alleen de maat van de afwijking verkeerd wordt waargenomen, doch ook de zin ervan, bijv. als het terrein loodrecht op de schootsrichting op zijde van het doel wegvalt en tevens de zijdelingsche richting nog niet volkomen geregeld is, waardoor het mogelijk wordt dat een projectiel, waarvan de baan ten opzichte van het doel is, over de wegvallende helling ter zijde van het doel heengaat en ver achter het doel op het lager gelegen terrein zijn aanslag maakt. Genoemde bezwaren zijn ook bij waarneming van den grond bij het schieten met schokprojectielen een groote moeilijkheid. De artillerist die van den grond af waarneemt, kent deze moeilijkheden terdege en zal, om ze te ontwijken, in bergterrein inschieten met tijdprojectielen, die hem springpunten in de lucht geven en hem dus losmaken van het voor de waarneming zoo 269

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 55