wilMen moet dus, om van een laag waarneming te kunnen
verwachten, streven naar een gemiddelde springhoogte welke een
weinig boven den grond ligt en waarbij dan, onder invloed van
de spreiding, ook hooge springpunten zullen behooren.
Beschouwing van o. a. de invalshoeken bij ons geschut op de
voor waarneming uit vliegtuigen in aanmerking komende afstanden,
leidt tot de volgende gevolgtrekkingen.
Voor het verkrijgen van voor niet-juistheidsvuren voldoend
bruikbare baangegevens (voor lengte en breedte) kan een zeker
verschilzicht worden toegestaan.
Dit verschilzicht zal het toelaatbaar bedrag niet overschrijden,
indien het vliegtuig zich op het oogenblik der waarneming bevindt
in een lijn, ongeveer onder 1 op 4 uitkomende op het doel,
indien gevuurd wordt met vlakbaangeschut, onder 1 op 2 indien
krombaanvuur wordt afgegeven, terwijl deze lijn zoo goed mogelijk
moet liggen in het verticale vlak door de schootsrichting.
Tot het verkrijgen van voldoend nauwkeurige uitkomsten voor
lengte en breedte moet bij het uitschieten gestreefd worden naar
een lage gemiddelde springhoogte der springpunten. Daartoe zal
de waarnemer moeten melden het aantal springpunten in de
lucht, welke hij van iedere laag zietdie, welke hij niet heeft
gezien, worden aangenomen aanslagen te zijn geweest; uit de
verhouding van het aantal springpunten len boog en het aantal
aanslagen kan alsdan een gevolgtrekking worden gemaakt over
de gemiddelde springhoogte der laag, en uit meerdere lagen
gecombineerd dus over de gewenschte tempeering voor een
uitwerkingsvuur met Qk.
Zijn aanslagen voor den waarnemer waar te nemen, dan zal
hij dus onderscheid moeten weten te maken tusschen een spring-
punt in de lucht en een springpunt in den aanslag.
Vorenstaande theoretische beschouwingen zijn gedurende eenige
dagen scnietoefening aan de praktijk getoetst. Op grond daarvan
kon worden vastgesteld
le. Het beginsel der methode voor inschieten met tijdvuur bij
waarneming uit de lucht is juist bevonden.
2e. Het is gebleken, dat het voor een waarnemer mogelijk is,
zich op het oogenblik van waarnemen te bevinden om en
bij de plaats, welke in den gedachtengang van deze methode
de theoretisch juiste is.
3e. Zelfs wanneer omstandigheden van storenden aard den
waarnemer mochten dwingen hooger of lager te gaan zitten
dan die plaats, of buiten het rooivlak, dan zijn mits die afwij
kingen niet te groot zijn nog betrouwbare resultaten voor
Qk.-vuur te verwachten.
Bewolking en andere zeer ongunstige atmosferische omstandigheden
welke schaars zullen voorkomen uitgesloten.
272