Daar ook van het XXXIXe Res. Korps bezwaren werden vernomen omtrent den toestand der wegen, klachten over daar uit voortgevloeide vertraging en melding omtrent de onmoge lijkheid tijdig voor den aanval gereed te zijn, werd overeen gekomen den gezamenlijken aanval op 2 October in te zetten. Dit gaf den Roemenen nieuwe tijdwinst, welke vermeden had kunnen worden, indien geen aflossing van het Alpenkorps op 30 September was gelast geworden. Van die tijdwinst konden zij gebruik maken, hetzij om een krachtigen slag toe te bren gen aan het le O.-H. Leger, hetzij om zich terug te trekken, indien zij, in verband met de positie van het 9e Leger, daarin geen heil mochten zien. 30 September verliepen overigens de bewegingen bij het Kes. Korps zonder stoornis. Het Alpenkorps had dien dag weer hevige aanvallen uit het Zuiden te verduren. Daarentegen zetten de Roemenen N. van de Alt de aanvallen noch tegen het Cav. Korps noch tegen het Korps Morgen voort. Integendeel ver grootten zij op meerdere plaatsen den afstand tot de Duitsche troepen. Achter het front werden vaak troepenverplaatsingen waargenomen, waarvan het doel niet duidelijk was. Vliegeniers konden ook niet voldoende melden, daar nevel en regen het waarnemen zeer bemoeilijkten. Bij het le O.-H. Leger waren echter de terugtochtsbewegingen niet gestaakt. Bij Henndorf was de 71ste Div. in zeer los verband met de 89ste Div. D In het dal van de Groote Kokel kon de 19e O.-H. lnt.-Brig., die daar het doordringen der Roemenen in dat dal moest beletten, zich slechts met moeite handhaven. Konden dezen hier door dringen, dan zouden zij al zeer spoedig de achterwaartsche ver bindingen van de groep von Morgen doorsnijden. De aanval van het XXXIXe Res. Korps mocht dus niet worden uitgesteld. Kon evenwel de groep von Morgen daarbij niet medewerken, dan was van dien aanval geen beslissende uit werking te verwachten. In den loop van den dag bleek het, dat de Roemenen tusschen Alt en Fogaras-gebergte met een op één divisie geschatte troe penmacht in Westelijke richting waren opgerukt. Blijkbaar hadden zij het gevaar voor hun Z. vleugel onderkend. Het was nu de vraao-, wat zij hier zouden doen. Moesten de waargenomen verplaatsingen achter het front beteekenen, dat zij Z. van de Alt meer troepen wilden samentrekken om een tegenstoot te verrichten, of hadden zij ten doel te waarborgen, dat een aanval van het 9e Leger hier geen succes zou hebben, om dan zelf den aanval tegen het le O.-H. Leger door te zetten? Nog een derde mogelijkheid bestond, n. 1. dat de Roemenen, naar aanleiding van de nederlaag hunner troepen bij den Roode Toren-pas, het offensief zouden opgeven, meenende geen beslissing meer te kunnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 5