'jk, ctet, wanneer DW" samenviel met de invalslijn, de op bladz 11/12 voor geval 2 gestelde regel onverminderd op blijft gaan voor de standplaats W, mits de waarnemer maar goed in het oog houdt, hoe zijn waarnemingsvlak in de ruimte verloopt en wat boven en „onder" dit waarnemingsvlak is. Blijft de waarnemer op hetze fde zijwaarts gelegen punt W staan, en denkt men zich den invalshoek grooter worden, dan treedt geval 1 in; wordt de invalshoek kleiner, dan krijgen we met g e v a 1 3 te doen Ook de voor deze beide gevallen geldende regels behouden voor standplaats W hun kracht. U/Selijkins van de helling van DW" (dat is van de projectie w DK van den verticalen waarnemingshoek WDW'=B op het rooivlak) met den invalshoek op den horizon leidt dus bij waar neming van ter zijde tot de beslissing, of de waarnemer zich bevindt in geval 1, 2 of 3. Noemen wij W"DR dan volgt uit de figuur W"R WW' tg r" ~DR~DW' cos a t§ seca' Ritusschen bestaat bij waarneming van ter zijde de moei lijkheid van het materialiseeren van het waarnemingsvlak in de ruimte. Stelt de waarnemer zijn instrument op in W, gericht op D met horizontale liggende lijn (in de figuur de dikke lijn), dan is het wel zeker, dat die horizontale glasplaatlijn niet in het waarnemingsvlak WDW" is gelegen. Immers de eenige lijn, welke men in W horizontaal kan trekken in het vlak W D W" is een lijn, loodrecht op het rooivlak (zie de definitie van het waarne mingsvlak op blz. 13). En het vlak door de waarnemingslijn en de horizontale glasplaatlijn is dus wel „een" waarnemingsvlak maar met „het" waarnemingsvlak, dat ons zulke belangrijke gege vens kan verschaffen. Om in „het" waarnemingsvlak te komen zal de horizontale glasplaatlijn moeten worden gedraaid over een hoek, welke toeneemt met den horizontalen waarnemingshoek en wordt gegeven door de formule tg <Pi tg a sin (9) Zij n. 1. in fig. 11 ADE het rooivlak, VWD het vert. vlak ?n°A waarnemingslijn WD, WB een loodlijn op het rooivlak ,n z'tn P' P en a de hoeken, in de figuur aangegeven .VC is de (verlengde) hor. glasplaatlijn, QE de doorsnede van het vlak van de glasplaat met het horizontale vlak door D, QA is de - doorsnede van het glasplaatvlak met het waarnemingsvlak. Wil de liggende lijn in dit waarnemingsvlak komen, dan moet zij uit den stand WC (dikke lijn in de figuur) draaien in negatieven zin (tegen de wijzers van een uurwerk in) over den hoek CWA m Beschouwen wij nu den drievlakshoek W A B C, dan zijn daar van de volgende elementen bekend Zijde AWC ?I; Zijde BWC a; immers WB J_ DE en WC J_ VD Standhoek op ribbe W C standhoek W V D 90°-/?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 14