In drievlakshoek DWRB is nu
de standhoek op ribbe DW 90° q>n,
zijde BDR a'
zijde WDR t' p - is n. 1. negatief).
In den boldriehoek b w r zijn dus bekend
ZLw 90° cp ii,
b r a, en
wr f p,
vaaruit volgt
sin (t' P) tg (pn tg a' of
sin (t' P) sin t' cos p cos t' sin 8
'8 i"?
„tg t' tg 8. f
COS p.—f-1- j
tg g
COS t'
Nu is in fig. 13 a de projectie van a' op het horizontale vlak
door D. De tweevlakshoek, gevormd door de vlakken van a en
a', heeft t' tot standhoek, zoodat
tg a'
tg a 2
Verder is t' de projectie van t op vlak RDW, (standhoek van
den tweevlakshoek a), zoodat
Wij kunnen dus schrijven:
tg t
tg <pti cos p C0S cos p (-^.(11)
^tg a. sin a tg a v
welke formule den draaiïngshoek geeft zoowel naar zin als naar
grootte.
Om de terreinhoekcorrectie te berekenen, welke gepaard moet
gaan met een zijdelingsche verplaatsing van de baan, wordt als
volgt geredeneerd.
In fig. 14, die den toestand van fig. 13 overigens weergeeft,
brengen wij door D een vlak loodrecht op D B. Zij D H de
snijlijn van dit vlak met waarnemingsvlak II, dan zal, om bij
zijwaartsche verplaatsing van de baan over a °/00 de Spn. in het
waarnemingsvlak te houden, de terreinhoek a tg y °/00 in het
meerdere of in het mindere moeten worden gewijzigd.
Denken wij ons nu door B getrokken:
BH' II DH,
BQ' DQ, terwijl wij de batterij en den waarnemer onderling
van plaats doen verwisselen (batterij in W, waarnemer in B).
Voor den aldus geschapen toestand geldt dan:
terreinhoek
vert. waarnemingshoek t;
304
COS t
COS