1. DE WAARNEMING BIJ HET SCHIETEN IN BERG- TERREIN, door M. Boerstra. I. Het is opmerkelijk, hoe weinig de oorlogsliteratuur zich bezighoudt met de techniek van het artillerievuur in bergterrein. Andere schiettechnische onderwerpen zijn aan de orde van den dag, nieuwe voorschriften betreffende het schieten hebben het licht gezien, doch het schieten in bergterrein wordt daarin zeer stiefmoederlijk behandeld. En voor zoover er dan over wordt gesproken, geschiedt dit nagenoeg uitsluitend met de bedoeling, methoden aan te geven voor het onderzoek naar de mogelijkheid om een doel, ongehinderd door tusschengelegen hoogten, te treffen, de veranderingen te bepalen, welke de richthoeken onder gaan als gevolg van aanzienlijk hoogteverschil tusschen batterij en doel (terreinhoektoeslag, correction complémentaire de site), en de wijze vast te stellen, waarop het uitwerkingsvuur op op- loopende en afloopende hellingen moet worden afgegeven. Óver de wijze van inschieten, de bezwaren, welke bij de waarneming der schoten werden ondervonden en de middelen om daaraan tegemoet te komen, wordt evenwel het zwijgen be waard. Misschien is dit gedeeltelijk een gevolg hiervan, dat de groote oorlog grootendeels een stellingoorlog was, waarin de indirecte waarneming op den voorgrond tradde terreinvorm toch heeft dan een zeer geringen invloed. Wellicht ook waren de terreinen van dien aard, dat schokvuur bij het inschieten kon worden afgegeven, zonder dat de begroeiing de waarneming bemoeilijkte. Doch ook in dat geval moeten er toch bezwaren zijn opgetreden bij waarneming van ter zijde, zooals wij zullen aantoonen. Een derde mogelijkheid, welke kan bijdragen tot de verklaring van het verschijnsel, dat wij aanduidden, is deze, dat tijdvuur in bergterrein zooveel mogelijk werd gemeden, althans bij het inschieten, juist om de moeilijkheden te ontgaan, aan zulk een vuur verbonden. Zulks laat zich zeer wel hooren, bij de mindere waardeering, welke tijdvuur in het algemeen ondervond om verschillende redenen, welke, naar men weet, met de appre ciatie van het projectiel uit een tactisch oogpunt weinig hadden uit te staan. Hoe het zij, de literatuur zwijgt, voor zoover ons bekend, over het onderwerp, dat voor onze toestanden toch van groot belang moet worden geacht. Er valt immers niet te voorspellen, dat onze artillerie te kwader tijd slechts in lage terreinen zou Nadat wij dit schreven, lazen wij het volgende in „Gibernes d'artilleur" door Edmond Cambuzat, Kolonel der Artillerie. (Tome second Chapitre 11 „Les feux et la montagne") 287

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 1