in den loop van het jaar aan, voor die aanwezig bij de groothan delaren de gemiddelde hoeveelheden. Voorts ontvangt het Departement van Oorlog nog gegevens omtrent de uitgestrektheid der bebouwde terreinen, de productie, het aantal werkossen, ossen voor de slachtbank, melkkoeien enz. Voor het verzamelen dezer gegevens worden aan de gemeenten vragenlijsten uitgereikt, welke door de landbouwleeraren en het departementscomité worden geverifieerd. Al deze statistieken omtrent bestaande en vermoedelijke voor raden dienen den Minister van Oorlog om de contingenten te bepalen, welke in tijd van mobilisatie in de departementen moeten worden bijeengebracht. De studie voor de onmiddellijke voorbereiding heeft ten doel: le. te voorzien in de behoefte van het leger gedurende de eerste periode van aen oorlog; 2e. eene approviandeering bijeen te brengen voor de voeding van de burgerbevolking. Onder de behoeften voor het leger verstaat men: de approvian deering van het veldleger en de benoodigdheden voor de troepen in het binnenland (d. w. z. in de centra van mobilisatie). De Minister van Oorlog bepaalt de hoeveelheden benoodigd voor de eerste maanden van den oorlog, wijst de departementen aan, welke die hoeveelheden moeten bijeenbrengen en het contin gent voor elk departement. Die voorraden worden geëxpedieerd naar de „stations magasins". In den loop van den krijg geeft de Minister nadere bevelen in overleg met zijn ambtgenoot van Land bouw. In de garnizoenen onderhoudt men in vredestijd een voorraad levensmiddelen van 30 dagen, uitgezonderd van die levensmiddelen, welke in tijd van mobilisatie gemakkelijk zijn bijeen te brengen door benutting van de plaatselijke hulpbronnen. Laatstbedoelde voorraden en die bestemd voor de troepen in eerste linie worden bestempeld met den naam van „besoins des centres de mobilisa tion", waarvan de hoeveelheden worden bepaald door de Com mandanten der Legerkorpsen. Om elk „centre de mobilisation" wordt door den Commandant van het Legerkorps eene zone vast gesteld, waaruit de daarin gelegerde troepenkorpsen de voorge schreven contingenten moeten bijeenbrengen. Zijn de daarin aan te treffen hulpbronnen onvoldoende, dan geeft genoemde autoriteit daarvan kennis aan den Minister, die het benoodigde van elders laat aanvoeren. Voor elk departement wordt door den Minister een ravitaillee- ringsplan samengesteld, aangevende de hoeveelheden te leveren levensmiddelen enz., waarop het departementale comité zijn werk plan opbouwt. Zooals reeds gezegd, wordt het departement onderverdeeld in <een aantal „circonscriptions de groupement", elk met één of meer 320

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 34