DE VERPLEGING. 1. Tactische oefeningen op de kaart moeten, wil men de belangstelling levendig houden, vlot verloopen. Voor wat betreft de behandeling van de verpleging heeft men in dit opzicht niet te klagen. Mijn ervaring op dat gebied is, dat de verplegingsdienst bij alle tactische oefeningen voor een goed deel ter wille van de „vlotheid" of geheel wordt verwaarloosd of nauwelijks genoemd. Dit is niet heelemaal bedoeld als verwijtwaar het verschijnsel algemeen is, moeten wel diepere oorzaken zijn aan te wijzen. Een dier oorzaken acht ik de onvoldoende bedrevenheid van de leiders van tactische oefeningen om, naast het tactische ge deelte, zich tegelijkertijd in te denken in de moeilijkheden, die zich op verplegingsgebied zullen voordoen. Een andere oorzaak is wel dat op de kaart de verpleging al gauw klopt. Ik zou dan ook den leiders van tactische oefeningen in overweging willen geven, zich een intendant toe te voegen, waardoor, met dezelfde moeite, het nut van die oefeningen kan worden vergroot. Het is mij niet onbekend, dat er ieder jaar te Bandoeng, onder leiding van den Hoofd-Intendant, een verplegingsoefening wordt gehouden, doch deze oefeningen zijn meer een bespreking van den verplegingsdienst in algemeenen zin en dragen alzoo een ander karakter dan men met tactische oefeningen beoogt. Ten slotte zijn slechts weinigen in de gelegenheid om die oefeningen bij te wonen. 2. Alvorens ons te verdiepen in de detailregelingen, mogen eenige algemeene beschouwingen voorafgaan. Het bestaande Verplegingsvoorschrift berust op de aanwezigheid van een alge meenen trein (bij de brigade), terwijl de intendant, v. z. v. mogelijk, zelf binnen het hem aangewezen raijon voorziet in het benoodigde voor de troepen. Het nieuwe Verplegingsvoorschrift zal steunen op de „Regeling van den dienst van aan- en afvoer bij het Leger te velde", waarbij in beginsel is aangenomen, dat al het benoodigde voor de troepen door het E. en V. zal worden opgevoerd. Een ontwerp R. A. A. is in 1922 verschenen. Een omwerking ervan is ter hand genomen. Voor de intendance is de daarmede verband houdende afschaffing van de algemeene treinen, althans voor zoover de verplegingstreinen betreft, van dieper beteekenis dan de Regeling van den aan- en afvoer zelf, hoe gaarne daaraan ook de volle waarde wordt toegekend. De afschaffing van dè verplegingstreinen ontneemt aan den intendant te velde alle bewegingsvrijheid en brengt diens bemoeienis met den praktischen verplegingsdienst terug tot die van schakel tusschen E. en V.- wezen en de troepen. In normale omstandigheden heeft die intendant, behalve een kleine verplegingstroep, personeel noch 331

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 45