5. NADERE MEDEDEELINGEN BETREFFENDE HET DOOR DE OFFICIEREN VAN HET N. I. L. AAN H. M. DE KONINGIN AANGEBODEN HULDEBLIJK Nadat ook d. z. daarop bij herhaling was aangedrongen, mocht: het den Heer Nieuwenhuijzen, administrateur der Vertegenwoor diging van deN.I. O.V. in Nederland, gelukken van den voorzitter van de deputatie voor de overdracht van het ontwerp-huldeblijk een verslag te ontvangen van de op 6 September j.l. plaats gevonden plechtigheid, hetwelk hierbij ter kennisneming wordt aangeboden. De vertraging in de opmaking van bedoeld verslag moet blijkens het begeleidend schrijven van den Heer Nieuwenhuijzen worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat de aan Baron van Geen ingediende zeer korte toespraak niet was voorgelezen en de voor zitter onzer deputatie er niet voor kon instaan hetzelfde gezegd te hebben, terwijl Z H. E. G. zich de gesproken woorden niet meer geheel juist voor den geest wist te halen. Ook H. M. de Koningin sprak voor de vuist en had geen der afgevaardigden de toespraak opgeteekend. De toespraak van den voorzitter der deputatie en daarop ge volgde woorden zijn in onderstaand verslag weergegeven. Majesteit, „De Officieren van het Ned. Ind. Leger hebben gemeend in deze dagen, waarin van alle zijden betuigingen van verknochtheid en aanhankelijkheid Uwer Majesteit worden gebracht, ook hunnerzijds U de verzekering te moeten geven van hun onwankelbare trouw aan ons vaderland en van hun algeheele toewijding aan U en aan Uw Huis. Als bewijs hunner gevoelens bieden zij Uwe Majesteit eerbiedig aan een blijk van hulde, dat U verklaard heeft wel te willen aanvaarden. Dit Huldeblijk zal bestaan uit een gobelin, op welke symbolisch zal worden uitgebeeld, hoe ons Insulinde in de jaren, gedurende welke Uwe Majesteit ook over ons Indië den scepter heeft gezwaaid, tot bloei is gekomen, hoe de ontwikkeling der volken is toegeno men, handel, nijverheid, landbouw en cultures een groote vlucht hebben kunnen nemen, voor een deel dank zij de bescherming, daarbij door het leger verleend. Het is niet mogen gelukken deze gobelin nog tijdig voor deze jubileumdagen vervaardigd te krijgen. De vervaardiging is opge dragen aan de Nederlandsche Kunstweefschool te 's Gravenhage, die onverwijld met den aanmaak een begin zal maken. Teneinde echter Uwe Majesteit nu reeds een indruk te kunnen geven van hetgeen op de gobelin in beeld zal worden gebracht, werd door den ontwerper van het gegeven, den Heer J. Z. van Dijck te Bandoeng, eene teekening vei vaardigd, waarop het motief 342

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 56