In de bijlage „Artilleristisch tijdschrift Januari 1924" treffen we aan: „Beschouwingen betreffende het mijnenmaterieel van Land- en Zeemacht" van kapitein J. Mussert, waarbij in dit nummer de grondmijnen worden behandeld, aan welke nog een behoorlijke waarde moet worden toegekend in verband met een bijbehoorende organisatie van waarnemers, zoeklicht in stallaties en Artie, bestrijking, welke elementen dan evenals de versperring zelve mobiel moeten zijn. Kapitein de Bas geeft een uitwerking van een oefening met een batterij vesting-geschut volgens de nieuwste Nederl. voorschriften. Mavors Februari 1924. Het Artikel van Majoor Sluijs over „Onze Landsverdediging" wordt beëindigd. Tegenover het denkbeeld Colijn: „Uitsluitend een veldleger voor neutraliteitshandhaving en behoud der innudatiën" wordt het denkbeeld Marchant „uitsluitend veldleger in te zetten op het hoofdoperatietooneel der geallieerde legers" gezet en de denkwijze van de Regeering „in de eerste plaats een veldleger voor neu traliteitshandhaving maar toch ook vasthouden aan het bestaande vesting- stelsel" als weifelend en onuitvoerbaar verworpen. Het artikel eindigt: „Uit de wetenschap, dat wij in geval van neutra- liteitsschending over een bondgenoot beschikken en dat wij tegenover een pas gelanden tegenstander steeds in het voordeel zijn, mogen wij de noodige kalmte putten, om ons voor overijlde maatregelen te vrijwaren. Dan zal ons operatief orgaan het klaar spelen." Kapitein Rouffaer schrijft een opstel over „Militaire psychologie". De instincten, waarmede rekening moet worden gehouden, zijn le de voort- plantingsdrift, 2e de voedingsdrift. De eerstgenoemde leidt naar zucht tot zelfbehoud, vrees en vlucht; de andere tot niet-nationaal voelen en dus tot onverschil.igheid tegenover de zaak waarvoor gestreden moet worden. Beiden moeten door „verstand" worden bestreden. Het verstand moet dus worden ontwikkeld bij den soldaat om te komen tot onderdrukking der instincten. Terecht vermeent de heer Rouffaer o. i. dat de tegenwoordige -eerste-oefeningstijd reeds daarvoor alleen veel te kort is. In het „Indisch maandoverzicht" worden besproken: De reorganisatie van het Javaleger, het berggeschut, leger en politie, de res.-officieren en het overcompleet, de actie der onderofficieren. In het „Maandoverzicht" vinden we o. a. een bespreking van de bezui nigingsvoorstellen op het gebied der militaire onderwijsinrichtingen. Wel zeer ver gaat de redactie van Mavors, waar zij het volgende in een noot •aanprijst: „Nog beter wate het één opleiding, n.l. tot reserve-officier. Het Legerbestuur kiest uit de aspirant-reserve-officieren de geschikten voor het kleine korps van beroepsofficieren der toekomst, waaraan spe ciale—tot nu toe niet gekende eischen gesteld worden. Moet een jongen van achttien jaren zelf uitmaken, of hij de geschiktheid bezit voor den beroepsofficier der toekomst? In het Nederlandsche Leger der toekomst kunnen we als beroepsofficier alleen gebruiken het allerbeste naar lichaam, hoofd en hart, wat onze jongelingschap oplevert. Dat kan nooit verkregen worden door aanmelding, doch wel door zorgvuldige keuze". In „Gegevens vreemde Legers" vinden we o. a. hoe in Duitschland op 3800 officieren er 150 kolonel en hooger zijn, d. i. 4%! Ook wordt in het kort het instituut der vertrouwensmannen besproken, bij geheime stemming door den troep verkozen en die bij het opleggen van disciplinaire straffen ■gehoord moeten worden, echter geenerlei recht bezitten om in te grijpen in de bevelsmacht. Aan officieren en soldaten is alle deelname aan politiek ten eenenmale werboden. Zij hebben zelfs geen kiesrecht, Verder gegevens over orga nisatie en bewapening. Op dezelfde wijze gegevens van het Fransche en Engelsche Leger. In deze rubriek worden vele belangrijke gegevens verstrekt, zoodat we 50

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 64