351; ze voor raadpleging in voorkomende gevallen ter zeerste meenen te- kunnen aanbevelen. Artilleristisch Tijdschrift Februari 1924, In de eerste plaats een vervolg der „Artilleristische oefeningen" op het gebied der vesting- artie. door kapitein de Bas en verder een opstel van den len Luite nant der Artillerie de Klerck over „De luitenant-verkenner gedu rende de samenwerking van artillerie en infanterie" waarin we o. a. lezen,, dat de artie. verbindingsofficieren den infanterie-commandant op de hoogte moeten stellen van de hoeveelheid munitie benoodigd voor het ver strekken van den door dien Ct. gevraagden steun, alsmede van den daartoe benoodigden tijd. Inderdaad is zulks een gewichtige vraag, waarmee- bij het vragen van artilleriesteun ter dege rekening dient te worden ge houden, Bk. 9. OVERZICHT BU1TENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Infantry Journal. Januari. In het artikel, getiteld.,Our arm of the Ser vice" vinden we een krachtig pleidooi voor de stelling, dat de infanterie het hoofdwapen is en altijd zal blijven. Wat er in den laatsten oorlog ook veranderd moge zijn, die waarheid is gebleven. Dan wordt er op- gewezen, hoezeer de bewapening der inf. is uitgebreid en in hoe groote mate dit de moeilijkheden van de opleiding heeft doen toenemen. Ten slotte geeft de schrijver de drie hoofddenkbeelden aan, welke naar zijne meening aan die opleiding ten grondslag moeten liggen. Het eerste is z. i. de aanvalsgeest. De infanterist moet altijd vooruit willen, want alleen de aanval brengt ten slotte de beslissing. Het tweede denkbeeld is, dat infanterie eenmaal door haar veroverde grond niet vrijwillig los laat. Al zouden de verliezen nog zoo groot zijn, men houdt wat men heeft. Tusschen haakjes zij hier opgemerkt, dat hier duidelijk de invloed van den loop gravenoorlog spreekt. Het derde beginsel is, dat infanterie nooit uitgeput is. Hoe moede de menschen ook mogen zijn, zij kunnen altijd nog wel een pas voorwaarts doen en hun geweer afschieten. De vroegere theorieën over het percentage verliezen, hetwelk een afdeeling zou kunnen verdragen- zonder gedemoraliseerd te raken, zijn in den oorlog niet steekhoudend gebleken. Er is geen grens aan het uithoudingsvermogen van den mensch- in materieel opzicht. De oorlog heeft te dien aanzien de wonderbaarlijkste staaltjes te zien gegeven. Zoolang het moreel goed blijft, is er van uit putting geen sprake. Van belang is ook een artikel, getiteld: „The next war". De schrijver is er van overtuigd, dat er altijd oorlog zal zijn. Een overwinning beëin digt een geschil op een beslissender wijze dan welk ander middel ook. In belangrijke geschillen tusschen volkeren of rassen zal de beslissing alleen maar gebracht kunnen worden door wapengeweld. Uitgaande van die stelling, behandelt hij de vraag, hoe de volgende oorlog gevoerd zal worden. Naar zijne meening zal de beheersching van de lucht den door slag geven. Maar, zoo zegt hij, hoe die volgende oorlog er ook uit moge zien,, welke wapens en strijdmiddelen er ook uitgevonden mogen woiden, de infanterie zal toch ten slotte de overwinning brengen. Want: „goede in fanterie kan alleen maar verslagen worden door betere infanterie". Wer kelijk aardig gezegd. Revue de Cavalerie. Jan.-Feb. Uit dit tijdschrift vermelden we een stuk over de verbinding tusschen cavalerie en vliegdienst. De schrijver gaat uit van een lichte divisie, die tot taak heeft om voor een Leger op te helderen. De luchtverkenning en die op den grond moeten elkaar logisch aanvullen. De verkenning op grooteren afstand zal daartoe toe vallen aan den vliegdienst en die op korteren afstand aan de cavalerie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 65