marsch kunnen afleggen; verplegingsmoeilijkheden zouden met onoverkomelijk geweest zijn. Bij het veldleger kon ze voorloopig aemist worden; het werk, dat ze hier verricht heeft, kon toch zeer zeker tot 12 Augustus, ruimschoots door de divisie-cavalerie gedaan worden. Als men haar bijv. eens had ingezet op het Maasvak bi] Visé zou dan de Duitsche cavalerie alleen er wel in geslaagd zijn om óver de Maas te komen? Waarom heeft ze den opmarsch van de Duitsche Cav. op 8, 9 en 10 Augustus niet ernstig opgelden Waarom heeft ze geen poging gedaan om eens achter die Duitsch divisies te gaan kijken? De gelegenheid daartoe was toch gunstig genoeg; uit Hasselt o. a. heeft men tot 12 Augustus toe de gele genheid gehad om langs verschillende goede wegen ongehinderd naar de Maas en verder te komen; evenzoo was dit mogelijk aeweest uit het Z. Niets van dit alles gebeurde; de Belg. Cav.- Div. bleef aan het veldleger kleven. Het gevolg hiervan was, dat men geen of zeer onvoldoende gegevens omtrent den vijand had, terwijl het versluieren van de bewegingen van de eigen infantene voor'de Duitsche Cav. zeer gemakkelijk gemaakt werd. II. Waarom heeft het overtrekken van de Maas bij Lixhe dooi de Duitsche Cav. toch zoo lang geduurd? In den middag van 4 Augustus komt men ter plaatse, eenige uren later ontruimt de verdediger zijn stellingen en pas in den nacht van 8 op 9 Augustus zijn de beide divisies op den W. oever. Van de Duitsche Cav. is bekend, dat ze zooveel oefeningen hield in het overtrekken van rivieren; de divisies hebben brug- materieel bij zich; er is een waadbare plaats! Wel laat men ophel- deringsafdeelingen overgaan, die nu dus den steun van het gros missen. Men krijgt hier zoo den indruk van aarzelen. Is men soms bancr voor verplegings-moeilijkheden of vreest men de eigen legers te veel vooruit te komen? Het le Cav.-Korps overschrijdt pas op 10 Augustus de Belgische grens (in het Luxemburgsche), terwijl het le Duitsche Leger pas op 14 Augustus de Maas bereikt. Wat een mooie gelegenheid gaat hier niet voorbij om zijn slag te slaan tegen de uit Luik terugtrekkende 3e divisie; haar toestand was verre van rooskleurig en zelfs de Aufklarungseskadrons slagen er in talrijke gevangenen te maken. III. Alleen op 5 Augustus is in het Duitsche rapport sprake van het uitzenden van „Fernpatrouillen" (wat wij officiers-patr. noe men); later wordt nooit meer over dit soort patrouilles gesproken. Generaal von Poseck schrijft o. a. hieromtrent: „Von der im Frieden iiblichen Entsendung weiter Offizierspatrouillen kam man bald ab. Das System der Fernauklarung durch Aufklarungs-Eska- drons mit leichten Funkenstationen in den ihnen zugewiesenen Gelandestreifen, die bei sprungweisem Vorgehen in steter Verbin- dung mit ihren nicht zu weit vorgesandten Patrouillen blieben, hat sich in jeder Weise bewahrt. Als Erfahrung der ersten Feldzugs- periode zeigte sich die Notwendigkeit der Entsendung staikerer 367

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 13