patrouille op 6 Augustus is zeer zeker een brutaal en dapper ruiterstukje, dat beter lot verdiend had. Als succes boekt men het sneuvelen van eenige Belgische staf-officieren en de vlucht van den bevelhebber en staf naar een der forten, waardoor dus in ieder geval van een centrale leiding bij de verdediging gedurende eenige uren geen sprake is. Het Belgisch rapport noemt het optre den van deze patrouille „een poging tot moord", wat natuurlijk nonsens is; het is een zuivere oorlogshandeling. XI. Vreemd doet het aan te zien, dat de Duitschers voor hun opmarsch door België betrekkelijk zoo weinig cavalerie gebruikt hebben. Algemeen had men verwacht, trouwens Duitsche schrijvers hebben er meermalen op gewezen, dat een geweldige cavalerie- nracht bij den rechtervleugel zou zijn ingedeeld. Men heeft inte gendeel 2 cavalerie-korpsen (totaal 5 divisies en 4 bataljons jagers) op het terrein Verdun Zwitsersche grens gebruikt met het gevolg, dat deze daar, door gebrek aan ruimte, niets konden presteeren, terwijl ze op den rechtervleugel, zoowel in de eerste dagen van Augustus als later, onschatbare diensten hadden kunnen bewijzen. 2. HET GEBRUIK DER CAVALERIE, door W. van Riemsdijk. Ritmeester M. T h o m s o n heeft in een drietal zeer lezenswaar dige opstellen1) het gebruik onzer cavalerie besproken en dit aan de hand van de voorschriften nader ontleed. In de artikelen van 1922 afl. 3 en 8 wordt de tactiek van het Wapen, neergelegd in V. V. en G. H., nader behandeld en erkent de Redacteur van het tijdschrift in een noot op bldz. 29 van afl. 3, dat het nog steeds niet gelukt is, de taak der cavalerie duidelijk in ons V. V. te omschrijven. In het Wapen zelf constateeren wij een eenheid van gedachte, welke zich niet verder uitstrekt dan tot het rijden van eene patrouille en van een spits, en dat deze eenheid bestaat, is te danken aan wijlen Kolonel J. J. d e W i t, die als Inspecteur een en ander een voudig heeft voorgeschreven. Eene goede kaderopleiding wordt in het Wapen belemmerd door een vrij groot verschil van inzichten bij de officieren omtrent het gebruik der cavalerie in grooter verband. Het V. V. heeft in dat opzicht veel schuld en indien verbetering gezocht wordt, moet in de eerste plaats getracht worden in dat voorschrift de taak der cavalerie duidelijker aan te geven. 371 „Beschouwingen over ons toekomstige Eskadron Divisie Cavalerie". (I. M. T. 1922 No. 3). „Moet er verandering komen in onze Cavalerie tactiek (1. M. T. 1922N0.8) „Moet onze Cavalerie lichter worden?" (l.M. T. 1924 No. 3)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 17