Instede hiervan zouden wij per divisie wenschen: drie eska drons cavalerie, goed bewapend met geweermitrailleurs en eene compagnie wielrijders, waaraan annex een sectie zware mitrail leurs op automobielen; het geheel onder commando van een hoofd officier der cavalerie. Door de compagnie strijders-wielrijders in vredestijd op sterkte te houden, is de grondslag voor eene ver dubbeling in oorlogstijd reeds gelegd. Dat eenmaal bereikt zijnde, gelooven wij dat het aantal voor standers van eene opleiding, welke tot grondslag heeft „te zien zonder gezien te worden", hetgeen in de practijk neerkomt op tegenover vijandelijke verkenningstroepen steeds „uithalende" cavalerie, met berichten welke of niet, of te Iaat binnenkomen, belangrijk zal zijn verminderd. 3. NOGMAALS DE FRANSCHE, INHEEMSCHE MILITIE, door C. Marcus. In zijn voordracht over de Intendance in het Fransche koloniale leger') behandelt de majoor J. A. Luynres ook de recruteering en schrijft daarover op blz. 8: „Vóór den oorlog bestond er geen regeling voor eene recruteering van inlanders. Wel heeft men tijdens den oorlog in ruime mate strijders en werkers uit de koloniën geput, doch deze recruteering vond plaats door een actieve propaganda, waarbij aan de geëngageerden speciale voordeelen werden toegekend. Deze engagementen droegen slechts een tijdelijk karakter. Enz.". Waar deze mededeeling het door mij gepubliceer de over den dienstplicht voor Inh. in de Fransche koloniën op losse schroeven zet, zij het mij vergund, het navolgende op te merken In Tunis werd de dienstplicht voor inheemschen geregeld bij: lo. de loi beylicale van 12 Redjeb, 1276 (1 Februari, 1860), opnieuw, eenigszins gewijzigd, uitgevaardigd den 1 2 d e n januari, 1892; 2o. décret beylical van 26 December, 1899, waarbij de diensttijd werd vastgesteld op 3 jaar; 3o. décret beylical van 2 April, 1904, waarbij aan hen, wier diensttijd verstreken was, de verplichting werd opgelegd nog 7 jaar bij de reserve te dienen; 4o. décret beylical van 5 November, 1902, waarbij de admini stratieve plaatsvervanging geregeld werd. Bedoelde dienstplicht wordt o. a. uitvoerig behandeld in „La Tunisie", een werk in 1896 door de Fr. regeering uitgegeven, in Campagnes d'Afrique van capitaine V. Piquet, p. 336 e. v. en in L'Algérie et Ia Tunisie van Paul Leroy-Beaulieu, membre de Uitgegeven door de I. K. V. 1924, onder No. 69. 375

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 21