In de hieronder volgende bespreking is het regl. uit den aard der zaak niet op den voet gevolgd; getracht is het meest karak teristieke te doen uitkomen en tevens de punten van verschil en overeenkomst met onze en met andere buitenlandsche voorschrif ten in het licht te stellen. De omvangrijke stof is als volgt ge rangschikt: Deel I: Inleidend schrijven van den Legercomdt. A. Voorbericht. B. Beginselen. C. Wapensoorten. D. Grondslagen van het inf. gevecht. E. Kommando's, bevelen en teekens. B. Beginselen, vrije vertaling van het D. „Leitsatze", omschrijft allereerst, in gloedvollere bewoordingen dan in onze meer nuchter gestelde voorschriften gewoonlijk het geval is, de plichten van soldaat, onderofficier en officier. Het treft, op welk een breeden grondslag de militaire opvoeding hierin gesteld is en hoeveel aan dacht aan de moreele vorming gewijd wordt. Ik streepte daarom trent aan: „De oorlog stelt aan de karaktersterkte der soldaten de zwaarste eischen; de technische middelen ondersteunen, maar de man zelf beslist het gevecht" (p. 1). „Een eerste vereischte voor de bruikbaarheid van een troep is de krijgstucht. Zij wordt versterkt door nauwkeurigheid bij de beoefening en toepassing der vormen, welke de voorschriften aangeven en door bijzondere zorg voor den inw. dienst. Hoe langer een oorlog duurt, hoe scherper de middelen tot instandhouding der tucht dienen te worden" (p. 2). „Wie onder den neerdrukkenden invloed van het gevecht be merkt. dat hij zijn vastberadenheid en zelfbeheersching verliest, moet naar zijn aanvoerders zien. Zijn de officieren gevallen, dan blijven nog genoeg onderofficieren en dappere soldaten over, aan wier voorbeeld hij zich op kan richten" (p. 4). „Naast grootere verrichtingen van den enkelen man en den troep, is een hooger staande aanvoering één der middelen om tegen overmacht in getal en techniek het evenwicht te herstellen" (p. 5). Onder de bepa lingen betreffende de verdere scholing der officieren valt op, dat Ieder zich als le of 2e luitenant aan een examen moet onderwerpen, hetgeen bij niet slagen herhaald mag worden; zoodoende wordteen juist inzicht in de wetenschappelijke vorming der officieren verkre gen en ontpoppen zich de voor opleiding tot bijzondere betrekkingen meest geëigenden (p. 7). Het verdient hierbij opmerking, dat Krijgs school en Gen. Staf door het Verdrag van Versailles verboden zijn, doch als „Führergehilfen" en opleiding daartoe gecamoufleerd verder leven. Een novum is, dat naast vakstudie ook de bestudee ring van staatswetenschappen tot plicht is gemaakt. Alle kapiteins en luitenants krijgen, voor zooverre zij geen bijzondere opleiding volgen, eens per 3 jaar een onderwerp hierover uit te werken (p. 1G). Om de onderofficieren en manschappen niet alleen technisch, 379

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 25