een voorstel van den Det. Int. te Tjimalaka te fourageeren kon de Det. Cdt. geen gevolg geven. Ook diens meening, dat de Oenie en de verbandplaatsafdeeling bij de divisie zouden kunnen fourageeren, wordt niet gedeeld. Immers de troep kan pas fourageeren als de B. T. bij dien troep gedeeltelijk is ontladen. Eenvoudig de voorraden neerleggen tot de B. T. komt en daarbij zoolang ander personeel, uit de gevechtssterkte genomen, ter bewaking stellen gaat evenmin. De genie en de verbandplaatsafdeeling moeten hun eigen deel van de betrokken B. T. kunnen afscheiden en daarmede bij het detachement fourageeren. De organisatie en bepakking van den B T. moet daarop zijn ingericht. Verstrekkingsplaatsen zouden moeten zijn voor de infanterie (waaronder begrepen de Mitr. en het 1.(3.) Naloek, voor de rest der troepen (behoudens de Cavalerie) Tjitimboen. Voor de Cavalerie geldt in de eerste plaats de vraag waar zal zij over nachten Wat wil de Det. Cdt dat zij gedurende den nacht doet: in het voorterrein blijven of terug komen? Hij overweegt, dat wij met onze geringe cavalerie zuinig moeten zijn en dat tegenover eene goede prestatie eene goede verzorging moet staan. Waar ook de Cav overnacht, veel beveiligen kan zij gedurende den nacht toch niet, zoodat te dien aanzien de legering er niet op aan komt. Achter de eigen infanterie rusf de Cavalerie natuurlijk het best. De vraag is maar, wat het zwaarst weegtdie rust of het daaraan verbonden heen en weer marcheeren. Was de Cav. ver weg, dan zou zij daardoor in het voorterrein moeten blijven. Nu de Det. Cdt eene lijn ter bewaking heeft opgegeven, is er geen bezwaar tegen, dat de Cav., zoolang als de toestand niet tot verandering aanleiding geeft, iederen dag des avond van die opstelling terugkeert en des morgens die weder bezet. Daarom legert de Cavalerie in de kampong bij pl 6 ten Z. van Depok en moet dus daarheen het noodige worden gebracht. Het Leg. was om 8 v. ter beschikking gekomen te Tjimalaka. Hetzij door den oorspronkelijken opdrachtgever, hetzij door den Cdt., hetzij door den Det. Int. werd de E, I. gewaarschuwd en verzocht de vivres, die den vorigen dag reeds voor het Legioen, stel naar Soemedang, besteld waren, niet door te zenden naar Tjimalaka, doch aan te houden in afwachting van nadere aanwijzingen. Omtrent de batterij was niets bekend vóór de verkenningen den Det. Cdt aanleiding gegeven hadden, van die batterij de bestemming vast te stellen (blz. 130). De vraag is nu, wat deed de E. I. R. A. A. par. 43 schrijft, eenvoudiger dan de uitvoering is, voor, dat hij zorgt voor den tijdigen opvoer van al hetgeen op de etappenaanvangspunten beschikbaar wordt gesteld dus op de R. Afd. te Bandoeng. Toen de D. E V. (par. 18) de aanvragen ontving, wist hij niets 402

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 48