412 1). Zoodra het zeker is, dat de H. C. na b. v. 2 jaar geen nieuwe leerlin gen meer zal toelaten en dus over vier jaar zal worden opgeheven, wordt de opleiding to, korporaal en sergeant op den V. C. gestaakt, en wordt, te beginnen voor de leerlingen die dan in de derde klasse zullen komen, of er pas in zijn, het leerplan gelijk gemaakt aan dat der 5 jarige H. B. S. De M. S. met de V. C. blijft dan nog gedurende minstens 2 jaar met eigen leeraars-personeel als O. M. inrichting doorwerken. 2). Daarna heeft op 1 Juli de intusschen grondig voorbereide overgang van de leerlingen der 5 klassen naar de overeenkomstige klassen der H. B. S. te Weltevreden plaats. De gewezen M. S. dient vervolgens: a) als internaat voor de leerlingen, die voor de le klasse der K. M. A. zijn bestemd; b) als internaat-vaandrigsschool voor de uit het Leger afkomstige ser geanten-leerling, die voor de 2e kl. der K. M. A. zijn bestemd. 3). Voor de kostelooze H. B. S. studie met internaat komen slechts in aanmerking a) ln alle opzichten veelbelovende jonge lieden uit de beschaafde bur germaatschappij van deze hebben zij de voorkeur, die de meeste H. B. S. klassen hebben doorloopen. bJonge veelbelovende korporaals en sergeanten, die voldoende ontwik keld zijn om b.v. minstens het onderwijs in de 2e kl, der H. B. S. te kunnen volgen. De oefening der infanterie is het onderwerp, waaraan T. Roupié be schouwingen wijdt. Hij wijst op talrijke oorzaken, welke een geregelde oefening volgens eenig systeem tegenwerken. Het opstel lezend, kan men den indruk niet van zich afzetten, dat er bij den troep onzekerheid in vele opzichten heerscht ten aanzien van de gedragslijn, bij oefeningen te volgen, „ln den troep heerscht dientengevolge onrust. Men heeft het daar al moeilijk genoeg met velerlei oude en minder oude circulaires over allerlei zaken, die men zoo graag eens en voor altijd afdoende in duidelijke al- gemeene orders zag gedrukt, en met de nog lastiger aanschrijvingen, welker inhoud aanvangt met „In afwachting van een eerlang verschijnende wijziging enz.". „Voorbereiding van artillerievuur" is de titel van een opstel, dat vervolgd wordl, en waarin de Kapitein van den Qeneralen Staf G.Th. Slothouber zich voorstelt, in het eerste hoofdstuk: a. aan de officieren der andere wapens eene beknopte uiteenzetting geven, van wat tot de voorbereiding van het artillerievuur behoort, b. opdat zij vooral een indruk krijgen van den tijd, welke die voor bereiding noodzakelijkerwijs ver.ischt, c. om dan door juiste waardeering van den duur dier voorbereiding in staat te zijn, deze samen te smelten met de vele andere tijden, welke de gevechtsvoorbereiding ook voor de andere wapens vergt, d. wat mogelijk wordt, indien bij de bevelsuitgifte daarmede rekening wordt gehouden. In het tweede hoofdstuk volgt dan: hoe bepalen wij de verschillende correcties voor het vuur, en hoe worden deze verwerkt (windmeting, temperatuurmeting, weerbericht, groepeering der projectielen naar het gewicht, rekenbladen, vereveningsvuren, enz.). ln het slothoofdstuk: eene korte bespreking van eenige technische artillerievraagstukken, waarvan de kennis voor de niet-artillerieofficieren van belang wordt geacht (minimumelevatie en doode hoek, spreiding en kans op vuur in eigen troepen, hulpdoelen en aanduiding van afwijkingen, vuurwijze en vuurtempo, vuurtactische aanwijzingen). „Officier" besluit zijn artikel „Een aanval op de N.l.O. V.". Het Hoofdbestuur voorziet het stuk van een naschrift als volgt: „Na de lezing van bovenstaande beschouwingen van „Officier", door hem gehouden aan de hand van hetgeen onder eene moderne vakvereeniging

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 58