IV. Africhting der jonge remonten in Italië. Deze africhting verdeelt men in 2 perioden. I. Het tam maken. II. De eigenlijke africhting. De Italianen stellen aan hun soldaten-paarden den eisch, dat ze goedmoedig zijn en uithoudingsvermogen bezitten. Ze moeten graag alleen gaan en bij het rijden een gelijkmatig tempo onder houden, de hindernissen zeker en gewillig nemen, niet bang zijn voor mogelijke vreemde dingen, die ze kunnen tegenkomen, noch voor plotselinge geluiden. Meer te verlangen vinden de Italianen onnoodig en daarom schadelijk. Het tam maken is dus een groot onderdeel; men rekent daarvoor ongeveer twee maanden. Daarna leert men het paard het dragen van zadel en ruiter, en vervolgens begint de africhting, waarvoor dan nog 8 a 10 maanden wordt gerekend. Een vast voorschrift voor de africhting bestaat niet, alleen een leiddraad. Den escadronscommandanten wordt volle vrijheid gelaten, hoe ze de 12 maanden willen gebruiken. In den regel zijn de remonten 3 5 jaar oud, wanneer ze in dressuur komen. In het allereerste begin hebben de paarden in de manege een uit elkaar gevallen draf, maar dat'verandert, zoo dra ze buiten komen. Daar zoeken ze zich de houding, die het makkelijkst is. Zoodra de paarden de ruiters rustig dragen, wordt naar buiten gereden, steeds met een ouden begeleider naast ieder jong paard', en ieder koppel afzonderlijk. De ruiter rijdt dan op een groot terrein zijn remonte zelfstandig onder toezicht van den instructeur. Hij springt af en stijgt op, zooals hem goeddunkt en neemt ook den gang aan zooals hij wil. Hierbij is het ten eenenmale noodzakelijk, dat het oude voer- paard zijn tempo regelt naar de jonge remonte. Deze n. 1. moet gaan in natuurlijk, aangeboren evenwicht, doch het gewicht van den ruiter heeft een storing daarin gebracht, waaraan zij nog moet wennen. Zij moet dus nog de beste houding voor zich zelf zoeken en mag daarbij vooral niet gestoord worden door pogingen van den ruiter om het paard een of ander tempo op te dringen De „equitazione naturale" laat de paarden hun natuurlijk, aan geboren evenwicht en stoort ze nooit in hun vrijen gang. Onder natuurlijk, aangeboren evenwicht verstaat men de hou ding, die het paard zich zelf geeft, hetzij stilstaande, hetzij in beweging, m. a. w. de houding, die voor het paard blijkbaar het gemakkelijkst is. Deze houding vermoeit het dier het minst en stelt het in staat, alles te doen, wat de ruiter ervan verlangt, voorzoover dit binnen de grenzen van zijn vermogen ligt en wel zonder kunstmatige inwerkingen. Hoe beter een paard ge bouwd is, des te gemakkelijker zal het zijn evenwicht vinden en bevestigen, en des te sneller de africhting. Door het vroege buiten rijden leeren de paarden veel meer en veel vlugger dan in 431

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 11