de ruiter toch wel helpt, m. a. w. het heeft leeren vertrouwen op den ruiter in plaats van op zich zelf. En dat is juist verkeerd. Een goed 11 a 1 i a a n s c h springpaard doet alles zelf; behoudt doorloopend zelf het initiatief. De ruiter geeft slechts aan, waar het heen moet, wat gesprongen moet worden en het paard voert die opdracht uit geheel op eigen i n i t i at 1 e f z on der eenige hulp van den ruiter. Dit is in werkelijk moeilijk terrein, vooral wanneer de ruiter nog op andere dingen moet letten, (hetgeen bij de militaire rijderij in het terrein zeer veel zal voorkomen) de eenige goede, veilige manier van galop- peeren en springen. Immers in die omstandigheden heeft de ruitci geen tijd om zelf te regelen en het paard te laten springen op zijn hulpen. Omdat echter bij iederen ruiter de neiging bestaat, de galop sprongen van het paard mee in te deelen, dus mee te helpen den afzet te bepalen, wordt den leerlingen geleerd niet naar de hin dernissen te kijken, maar recht er overheen; desnoods dwingt men ze in den aanvang, naar den instructeur te zien, die zich dan ver zijwaarts voor de hindernis opstelt, zoodat de ruiter dan voor en gedurende den sprong onmogelijk de hindernis zelf zien kan (hij moet dan schuin naar achter kijken). Waarom moet de ruiter voorover zitten bij het afgaan van steile hellingen? De praktijk heeft mij bewezen, dat dit de eenige goede manier is. Men moet voorover zitten, omdat men dan het paard veel beter tusschen de beenen en teugels heeft. Men kan het dier dan veel beter in rechte richting vooruit stuwen. Leunt men achterover, dan is men de macht over het paard kwijt. De beenen gaan dan vooruit, de teugels schieten door en men heeft verder geen zeg genschap over het dier. Maar er is nog een andere belangrijke kwestie. Bij het afgaan van hellingen moet men de achterhand ontlasten, daar deze het voornaamste werk heeft te verrichten. Bij steile hellingen is het de achterhand, die remt en niet de voorhand. Leunt men nu achterover, m. a. w. brengt men zijn gewicht op de achterhand, dan belemmert men de werking daarvan en maakt het het paaid moeilijker. Daarom de achterhand ontlasten en voorover zitten! Dat de voorbeenen hiervoor sterk genoeg zijn, heeft de jaren lange praktijk bewezen. Natuurlijk moeten de paarden dit remmen leeren, maar instinctmatig hebben ze deze truc spoedig te pakken. Kennen ze eenmaal dit remmen, dan beteekenen de steilste afgan gen niets meer. Alleen moet men erop letten een helling recht naar beneden te gaan. Gaat men schuin, dan heeft men kans uit te glijden en te vallen. Gaat men recht naar beneden, dan valt men nooit. 434

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 14