gelegenheid drie caroussels rijden, met zeer ingewikkelde figuren,
alles in draf en galop. Tot mijn groote verwondering bleken de
ruiters, op enkele uitzonderingen na, recruten te zijn, die
eerst 5 a 6 weken onder de wapenen waren. Als men bedenkt,
hoever onze recruten in dien tijd gevorderd zijn, in dit wel een
bewijs, dat de Italiaansche methode vlugger leert.
Tevens zag ik daar door het regiment cavalerie een charge
rijden. Aan beide zijden werden twee escadrons opgesteld, be
wapend met lansen, de ruiters op twee gelederen, met iy2 pas
tusschenruimte. Er werd gechargeerd met gevelde lans. Op 30
Meter van elkaar gekomen gingen de lansen omhoog, doch er
werd doorgechargeerd. Een bewijs dus, dat de paarden goed in
de hand waren, daar ieder man zijn opening juist had uit te zoeken.
In 1912 bezocht de bekende Duitsche criticus Gustav Rau de
Italiaansche rijscholen en liet daarover een artikel verschijnen,
waarin hij zeide, dat de Italiaansche methode eerst beoordeeld
kon worden, wanneer er een oorlog zou zijn geweest, daar een
oorlog de beste toetssteen is voor een rijsysteem.
Deze proef nu heeft de Italiaansche cavalerie in den grooten
oorlog prachtig doorstaan. Alle officieren, die ik daarover sprak,
waren zeer tevreden over hun methode. Van een paniek, een uit
de hand raken der paarden, wanneer men onder vuur genomen
werd, was geen sprake. Ook gedurende charges bleken de paarden
goed in de hand te zijn.
(De eerlijkheid gebiedt hier, de aandacht erop te vestigen, dat
de paarden zeer korten tijd na de mobilisatie reeds dermate ver
moeid zijn, dat men voor een paniek heusch niet bang hoeft te
zijn. Een zwaar artillerievuur op korten afstand heeft dan dikwijls
geen invloed meer op hen).
Het viel mij op, dat de leerlingen bij aankomst te Pinerolo reeds
allen denzelfden soepelen harmonischen zit hadden en zonder hun
paarden te hinderen goed meegingen in de beweging, vooral in
galop en bij het springen.
Het nadeel van de methode is, dat ze eenzijdig is. De paarden
leeren uitsluitend de voortdrijvende hulpen. Het gevolg is
dan ook, dat als een paard zich eens werkelijk ernstig verzet, men
vrij machteloos is. Hierbij dient echter opgemerkt te worden, dat
zulk ernstig verzet zeer zelden voorkomt, daar verzet meestal het
gevolg is van angst, pijn, of een bedorven karakter. Nu is de
geheele methode erop gericht, de paarden zooveel mogelijk te
sparen voor pijn, vooral in mond en rug, met als natuurlijk gevolg,
dat ook de karakters niet bedorven worden. Is men dan ook oor
deelkundig en rationeel te werk gegaan bij de opklimming der
moeilijkheden, die men van een normaal paard kan vragen, dan
blijft dat ernstige verzet ook uit.
Maar er is nog iets.
Ons einddoel moet zijn, niet alleen willige, rustige gebruiks-
436