cavalerie betere resultaten bereikt zullen worden met mindere slijtage van paardenmateriaal. Waarom de paarden en ruiters te kwellen met dingen, die over bodig zijn? Men moet steeds duidelijk voor oogen houden het doel, dat men met de africhting wil bereiken. Naar mijn meening is dat het vor men van een goed gebruikspaard, datzonderdoorloopen- de hulpen van den ruiter alle in het bereik zij- ner krachten liggende moeilijkheden en hin dernissen uit zich zelf overwint, met zoo min mo gelijk krachtsinspanning voor zich zelf en den ruiter. Verder moet het goede soldatenpaard door zijn dienst zoo min mogelijk aan slijtage onderhevig zijn, zoodat het lang de gevraagde diensten zal kunnen uitvoeren. Het is in het terrein vooral voor den cavalerist niet mogelijk het paard doorloopend hulpen te geven. Het paard moet dan zijn de machine, die hem veilig en zeker brengt, waar hij wezen moet. De cavalerist heeft in oorlogstijd wel aan andere dingen te denken, dan aan het geven van hulpen aan zijn paard. Bovendien, wanneer men nu in de manege doorloopend het paard alles laat uitvoeren op hulpen van den ruiter, dan dooft men het initiatief van het dier. Op het laatst kan het niet meer zonder die hulpen. Het initiatief is dan systematisch vermoord. Als men in moeilijk terrein komt, waar het geven van hulpen niet meer mogelijk is en waar aan het paard gevraagd wordt, zich zelf te redden, daar voelt het dier zich onhandig en hulpeloos. Het paard weet niet meer te werken op eigen initiatief. Nu zal men zeggen, dat bovenstaande alleen het geval is met paarden, die uitsluitend in de manege gereden worden, en dat men die onbeholpenheid in het terrein kan voorkomen, door geregeld met het af te richten paard het terrein in te gaan. Maar het is een feit, dat er veel paarden zijn, die werkelijk niet uitsluitend in de manege gereden zijn, die uitmuntend in de ma nege gaan en in het terrein niets waard zijn. Deze paarden verliezen daar spoedig het hoofd, gaan trekken, worden zenuwachtig en onrustig enz. Ziet men ze in de manege, dan denkt men wonder wat. Men schat ze hoog als cavaleriepaard, terwijl ze in werke lijkheid voor dat doel ongeschikt zijn. Dit wat betreft de africhting bij de cavalerie. Hoe is het bij de artillerie gesteld met de rijtrekpaarden? Deze paarden moeten zoowel voor het stuk als trekpaard dienst doen als onder den man als rijpaard (kader enz.) Deze paarden krijgen eerst 6 maanden africhting als trekpaard, daarn- 4 maanden als rijpaard en tot slot weer 2 maanden als trekpaard (doorgezette trekoefemingen) Voor dit paard stelt men den ejsch „gewicht op de voorhand", 438

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 18